Home Wie van de drie?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Wie van de drie?

Hoe beoordeelt de medische tuchtrechter een klacht tegen een verzekeringsarts die optreedt als bedrijfsarts?

Een arts is in het BIG-register opgenomen als verzekeringsarts. Naast verzekeringsgeneeskundig werk verricht de arts ook bedrijfsgeneeskundige activiteiten. In het kader van deze laatste taak begeleidt de arts een werknemer met fysieke klachten en spanningsklachten. Vanwege een verstoorde verhouding met de werkgever beoordeelt de arts de arbeidsongeschiktheid van de werknemer als volledig situatief. Tijdens een driegesprek dringt de arts aan op beëindiging van de arbeidsrelatie omdat het voortzetten ervan negatieve invloed zou hebben op het welbevinden van de werknemer. De klachten bij de werknemer nemen daarna af. De arts stelt dat er geen medische redenen meer zijn om de arbeidsongeschiktheid te continueren. De bedrijfsgeneeskundige begeleiding wordt door de arts afgesloten. De werknemer meldt zich korte tijd later beter en sluit met de werkgever een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de arbeidsrelatie.
De werknemer beklaagt zich vervolgens bij het tuchtcollege. De klacht houdt in dat de arts zich ten onrechte heeft uitgegeven als bedrijfsarts. Ook is de arts volgens de werknemer tekort geschoten in de begeleiding.
Het tuchtcollege stelt voorop dat in artikel 17 lid 1 van de wet BIG is bepaald dat het recht om een specialistentitel te voeren voorbehouden is aan degene die zijn ingeschreven in het desbetreffende specialistenregister. De aanduiding ‘bedrijfsarts’ is zo’n specialisme. Artsen die niet als zodanig geregistreerd zijn, mogen zich dus slechts (arbo-)arts noemen. Wel mogen deze artsen handelingen verrichten op het terrein van de bedrijfsarts, mits die handelingen onder supervisie van een geregistreerd bedrijfsarts plaatsvinden. Verzuimbegeleiding – zoals hier verricht door de arts – is volgens het tuchtcollege bij uitstek het terrein van de bedrijfsarts.

Een enkele mededeling aan het begin van het eerste consult dat de arts geen bedrijfsarts is wordt niet als voldoende gezien. De arts heeft bovendien verwarring veroorzaakt door zich vervolgens te bedienen van formulieren waarin hij zonder nadere toelichting als bedrijfsarts werd aangeduid. Verder is niet gebleken dat de arts onder eindverantwoordelijkheid en supervisie van een bedrijfsarts werkte. De klacht wordt op dit punt gegrond verklaard. Omdat de arts ook in de begeleiding van de werknemer diverse steken heeft laten vallen wordt hem de maatregel van een berisping opgelegd.

De les die uit deze uitspraak volgt is, dat artsen die handelingen verrichten op het terrein van de bedrijfsgeneeskunde er nauwlettend op moeten toezien dat er bij de werknemer (en werkgever) geen onduidelijkheid bestaat over hun hoedanigheid en rol. Het duidelijk mondeling en liefst ook schriftelijk informeren van de werknemer (en werkgever) kan eventuele verwarring wegnemen. Verder moet er op worden toegezien dat de (vaak standaard) formulieren waarop de functie van de bedrijfsarts staat voorgedrukt worden gewijzigd naar arts of (arbo-)arts. Ook moet een arts die zich op het terrein van de bedrijfsgeneeskunde begeeft onder eindverantwoordelijkheid en supervisie van een bedrijfsarts werken. Als er hieromtrent bij een werknemer (of werkgever) onduidelijkheid bestaat en de arts er niet in slaagt om aan te tonen dat hij zich van meet af aan zijn juiste hoedanigheid kenbaar heeft gemaakt, kan dat tot een gegronde klacht bij de tuchtrechter leiden. Beter zelf dus vooraf duidelijk zijn dan anderen achteraf laten raden!

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven