Home Wie zonder zonde is…

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Wie zonder zonde is…

Een psychotherapeut verneemt van een cliënte die zij behandelt dat haar (ex-) echtgenoot met wie zij in echtscheiding ligt kinderporno op zijn laptop heeft staan. De therapeut doet daarop een melding bij Veilig Thuis. Na onderzoek laat Veilig Thuis de therapeut weten dat ‘de zorgen omtrent zeden’ niet bevestigd zijn. De ex stuurt de therapeut later een foto van een telefoonnotitie van een contact van Veilig Thuis met de politie. Er is, aldus de notitie, geen verdenking dat de ex porno op zijn laptop heeft gezet. De politie sluit het dossier. Hierna stuurt de therapeut (toch) berichten aan de huisarts van de cliënte en de Raad voor de Kinderbescherming dat op de laptop van de ex kinderporno is aangetroffen.

De ex stapt naar de tuchtrechter (RTG) en verwijt de therapeut dat zij hem meermaals richting derden heeft beschuldigd van het bezit van kinderporno nadat hij onschuldig is bevonden door de zedenpolitie.

De therapeut voert als verweer dat zij heeft gehandeld conform de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Er is een melding gedaan van een mogelijk onveilige thuissituatie zonder de ex ervan te beschuldigen in het bezit te zijn van kinderporno. Haar verontwaardiging over het handelen van de zedenpolitie en haar zorg om de kinderen hadden destijds de overhand, aldus de therapeut.

Het RTG is snel met de zaak klaar. Gelet op de terugkoppeling van Veilig Thuis dat de zorgen omtrent zeden niet bevestigd waren en het gegeven dat het politie het dossier had gesloten, had het voor de therapeut duidelijk moeten zijn dat niet vast is komen te staan dat er sprake was van enig strafbaar handelen door de ex. Gezien deze terugkoppeling had de therapeut in de richting van de huisarts van de cliënte en de Raad voor de Kinderbescherming geen uitlatingen mogen doen over vermeend bezit van kinderporno bij de ex. Met deze berichten heeft de therapeut de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening overschreden en daarvan kan haar een verwijt worden gemaakt. De klacht is gegrond. Ondanks dat de therapeut voldoende blijk heeft gegeven van het besef dat zij van deze situatie heeft geleerd, acht het RTG gezien de ernst van de gedragingen en het gewicht van de beschuldigingen aan het adres van de ex de maatregel van een berisping passend.

De les die uit deze uitspraak volgt is, dat een zorgverlener zeer voorzichtig en terughoudend moet zijn in het ventileren van beschuldigingen ten opzichte van derden. Als voor een beschuldiging – zoals hier het bezit van kinderporno – onvoldoende feitelijke grondslag bestaat of wanneer die zelfs – zoals in dit geval – na onderzoek door Veilig Thuis en de politie niet is komen vast te staan, moeten dergelijke beschuldigingen eenvoudigweg achterwege blijven. Hoezeer een hulpverlener ook begaan kan zijn met het lot van zijn of haar cliënt(e) of patiënt(e), de belangen van derden moeten in dit soort situaties beslist niet uit het oog worden verloren. Het devies is dan ook om beweringen van een cliënt of patiënt over derden niet voetstoots aan te nemen, maar deze eerst zo goed mogelijk te verifiëren. Temeer, nu aan uitlatingen van een zorgprofessional in de regel veel gewicht wordt toegekend. Worden ongefundeerde beschuldigingen tegen beter weten in of bij twijfel toch gedaan, dan kan de hulpverlener tuchtrechtelijk ter verantwoording worden geroepen. Goed zijn voor een ander is al met al ook het beste voor uzelf!

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven