Home Wraking: de rechter als scheids buitenspel?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Wraking: de rechter als scheids buitenspel?

Hoe gaat de tuchtrechter om met een wrakingsverzoek?

Een patiƫnt dient een klacht in tegen een huisarts. De klacht wordt in eerste aanleg niet gegrond verklaard. De klager gaat in beroep en wraakt de leden van het Centraal Tuchtcollege (CTG). De klager voert als wrakingsgrond aan dat het dossier geen medische informatie bevat, dan wel dat die medische informatie hem wordt onthouden. Hierdoor kan de zaak naar de mening van de klager niet op een juiste manier worden behandeld. Er wordt een wrakingskamer samengesteld met drie andere leden van het CTG die het wrakingsverzoek moeten beoordelen. De wrakingskamer wordt vervolgens door de klager ook gewraakt. In het tweede wrakingsverzoek voert de klager aan dat aan het eerste wrakingsverzoek geen afzonderlijk zaaknummer of dossiernummer is toegekend. Dit heeft volgens de klager tot gevolg dat de wraking aan de waarneming wordt onttrokken en dat er onvoldoende scheiding is met de hoofdzaak. Bovendien was het dossier waarover de wrakingskamer beschikking heeft niet volledig en was het innerlijk tegenstrijdig, aldus de klager. Er wordt volgens het wrakingsprotocol weer een nieuwe wrakingskamer met weer drie andere leden van het CTG samengesteld.

In beide gevallen overweegt de wrakingskamer dat een lid van het tuchtcollege kan worden gewraakt indien sprake is van feiten en/of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is uitgangspunt dat een lid van het CTG uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit is anders indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat het lid jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Het eerste wrakingsverzoek wordt afgewezen omdat het procedurele perikelen betreft waarover het CTG inhoudelijk moet oordelen. Er is ook geen sprake van feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de leden van het CTG niet onpartijdig zijn. Het tweede wrakingsverzoek wordt met eenzelfde motivering afgewezen. Hierbij bepaalt de wrakingskamer dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten en omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de klager bekend zijn geworden. De behandeling in beroep wordt voortgezet door het CTG in de oorspronkelijke samenstelling.

Het aantal wrakingsverzoeken tegen rechters is de afgelopen jaren sterk gestegen (van 418 in 2009 naar 750 in 2018). Redenen voor wraking zijn divers en soms kleurrijk: van een beweerde schijn van vooringenomenheid, het beperken van spreektijd/spreekrecht, het niet toelaten van stukken tot uitlatingen en zelfs gezichtsuitdrukkingen van rechters. De rechter kan in de wraking berusten (en zich daarmee uit de zaak terugtrekken). Doet de rechter dat niet, dan moet een wrakingskamer op het verzoek beslissen. Gemiddeld wordt slechts 2,5% van de wrakingsverzoeken toegewezen.

Wraking leidt per definitie tot vertraging van de procedure en belasting van de rechterlijke macht. Het is dan ook raadzaam om uiterst spaarzaam van dit bijzondere rechtsmiddel gebruik te maken. Hier was twee keer overduidelijk sprake van een kansloos verzoek. Hier geldt dan ook: bij wraak komt men bedrogen uit.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven