
Geen open deur voor (werkgevers)aansprakelijkheid
De kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft begin dit jaar bij wijze van deelgeschil geoordeeld dat KLM niet aansprakelijk is voor de schade die een purser heeft opgelopen bij een jaarlijkse verplichte training voor het openen van vliegtuigdeuren. De feiten van de deelgeschilprocedure luiden als volgt.
Verzoekster is bij KLM werkzaam als purser. Op 23 april 2022 nam zij deel aan de jaarlijkse verplichte ‘Safety & Security training’. Tijdens deze training werd er geoefend met het openen van vliegtuigdeuren onder verschillende omstandigheden, zo ook het openen van de deur van een Boeing 737 in de ‘Barcelona-stand’. In deze stand wordt een noodsituatie gesimuleerd waarbij de deur tegen de zwaartekracht in moet worden geopend. Verzoeker meent dat zij bij die oefening letsel heeft opgelopen aan haar been en dat zij als gevolg daarvan langdurig arbeidsongeschikt is geworden. Zij heeft KLM daarvoor op grond van de artikelen 7:658 BW en 7:611 BW aansprakelijk gesteld.
Volgens KLM staat allereerst niet vast dat verzoekster letsel heeft opgelopen tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden. Haar medisch adviseur schreef namelijk dat er bij verzoekster sprake is van degeneratieve meniscusafwijkingen en een zweepslag (= gedeeltelijke spierscheuring) en tussen die afwijkingen en de werkzaamheden kan volgens KLM geen verband worden gelegd. KLM voert hiertoe aan dat de degeneratieve meniscusafwijkingen het gevolg kunnen zijn van slijtage en de zweepslag kan worden opgelopen bij het maken van een verkeerde beweging met het been.
Voornoemd verweer wordt door de kantonrechter echter gepasseerd. De kantonrechter slaat acht op de verklaring van verzoekster dat zij tijdens de oefening een krak in haar been voelde, op de situatie dat zij daarna naar het medical centre is gebracht en op de medische informatie waaruit blijkt dat zij op 25 april 2022 naar haar huisarts is gegaan. De kantonrechter ziet in het dossier geen aanknopingspunten dat de klachten, en dan met name de zweepslag, buiten de uitoefening van de werkzaamheden zijn ontstaan.
Dat brengt met zich dat KLM in beginsel jegens verzoekster aansprakelijk is, tenzij KLM aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan (7:658 lid 2 BW). Voor dat laatste ligt de lat weliswaar hoog, maar de kantonrechter is van oordeel dat daarvan sprake is.
De kantonrechter oordeelt daartoe als volgt. Verzoekster zette bij het openen van de deur kracht vanuit met name haar linkerbeen, in plaats vanuit haar schouders. Volgens de instructie moest kracht worden gezet vanuit de schouders, maar verzoekster deed dit niet omdat zij eerder problemen heeft gehad met haar schouders. Verzoekster had dit niet vooraf aan de instructeur of deurassistent gemeld, zodat deze daarop ook niet hadden kunnen anticiperen en verzoekster nader hadden kunnen instrueren hoe zij de oefening het beste kon uitvoeren. Onder deze omstandigheden ziet de kantonrechter niet in wat KLM redelijkerwijs nog meer had kunnen doen om te voorkomen dat verzoekster schade zou oplopen bij het uitvoeren van de oefening met de deursimulator. Artikel 7:658 BW kan derhalve niet tot aansprakelijkheid aan de zijde van KLM leiden.
Nu er geen sprake is van een zorgplichtschending, gaat het subsidiaire beroep op artikel 7:611 BW ook niet op. Het is immers vaste rechtspraak dat er geen plaats is voor een op de billijkheid of op goed werkgeverschap in het algemeen rustende verplichting om een schadevergoeding of tegemoetkoming te betalen wanneer de werkgever niet is tekortgeschoten in de uit artikel 7:658 BW voortvloeiende zorgplicht.