Home Arts mag schriftelijk verzoek tot verlenen euthanasie bij mensen met vergevorderde dementie inwilligen

Arts mag schriftelijk verzoek tot verlenen euthanasie bij mensen met vergevorderde dementie inwilligen

Op 21 april 2020 besliste de Hoge Raad in zowel de strafzaak als de tuchtzaak tegen een specialist ouderengeneeskunde die euthanasie verleende aan een uitzichtloos en ondraaglijk lijdende dementie-patiënte. In een schriftelijke verklaring had de patiënte haar doodswens vastgelegd voor het geval zij ernstig dement zou worden en opgenomen zou moeten worden in een verpleeghuis. De verpleeghuisarts werd strafrechtelijk en tuchtrechtelijk vervolgd.

Strafrecht
De Hoge Raad besliste dat het oordeel van de strafrechter juist was, dat de arts de betreffende euthanasie mocht uitvoeren en dat ook zorgvuldig heeft gedaan.

De Hoge Raad besliste dat een arts gevolg mag geven aan een schriftelijk verzoek tot het verlenen van euthanasie bij mensen met vergevorderde dementie. Dan moet wel voldoen zijn aan de eisen die de Wet toetsing levensbeëindiging met betrekking tot euthanasie stelt. De uitgangspunten voor euthanasie bij mensen met vergevorderde dementie zet de Hoge Raad in zijn uitspraak uiteen en komen, kort gezegd, op het volgende neer:

  • de wet biedt de mogelijkheid dat iemand in een schriftelijke verklaring een verzoek om levensbeëindiging vastlegt voor de situatie waarin hij niet langer meer het vermogen heeft zijn wil te uiten.
  • een arts mag aan zo’n verzoek gevolg geven als is voldaan aan alle eisen die de wet met betrekking tot euthanasie stelt, waaronder de eis dat sprake van is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts is dan niet strafbaar.
  • dit geldt ook als het onvermogen tot het uiten van een wil is veroorzaakt door voortgeschreden dementie. Ook dan geldt dat moet zijn voldaan aan alle eisen die de wet met betrekking tot euthanasie stelt.
  • uit die wettelijke eisen volgt onder meer dat in die gevallen in het schriftelijke verzoek specifiek moet worden gevraagd om levensbeëindiging in de situatie waarin de patiënt als gevolg van voortgeschreden dementie zijn wil niet meer kan uiten.
  • ook als duidelijk is dat het verzoek is bedoeld voor de situatie van voortgeschreden dementie en die situatie inmiddels is bereikt zodat de patiënt niet meer in staat is tot het vormen en uiten van een wil, kunnen er omstandigheden zijn waardoor geen gevolg kan worden gegeven aan het verzoek. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om gedrag of verbale uitingen van de patiënt waaruit moet worden afgeleid dat de daadwerkelijk gesteldheid van de patiënt niet overeenkomt met de in het verzoek voorziene situatie.
  • vooral de eis dat sprake moet zijn van ondraaglijk lijden vraagt in gevallen van voortgeschreden dementie bijzondere aandacht. Hiervan kan sprake zijn bij fysiek lijden van de patiënt als gevolg van een andere fysieke aandoening. Ook als een andere aandoening ontbreekt, kunnen er echter signalen zijn dat de patiënt zodanig lijdt aan zijn voortgeschreden dementie dat zijn lijden als ondraaglijk kan worden aangemerkt.
  • zoals nu al gebruikelijk is in de praktijk, is er aanleiding in gevallen waarin het gaat om levensbeëindiging van een patiënt met voortgeschreden dementie, tevoren niet één maar twee onafhankelijke artsen te raadplegen over de vraag of aan het verzoek gevolg kan worden gegeven.

Tuchtrecht
De Hoge Raad vernietigde echter de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, die had geoordeeld dat de arts niet had voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen en de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Het tuchtcollege had zich volgens de Hoge Raad ten onrechte gebonden geacht aan het oordeel van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie in de zaak. Bovendien was het oordeel van het CTG niet juist dat het schriftelijke verzoek van de patiënt alleen moet worden uitgelegd aan de hand van de gebruikte bewoordingen in het verzoek. Het gaat ook om andere omstandigheden waaruit de bedoelingen van de patiënt kunnen worden afgeleid, aldus de Hoge Raad.

De vernietiging vindt plaats ‘in het belang der wet’ en brengt dus geen wijziging in de rechtspositie van de betreffende specialist ouderengeneeskunde.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven