Billijke- én schadevergoeding voor (seksuele) intimidatie op de werkvloer
De rechtbank Noord-Holland heeft in de uitspraak van 3 mei 2023 overwogen dat de werkgever een billijke vergoeding moet uitkeren en dat zij op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is in verband met (seksuele) intimidatie op de werkvloer.
De werkneemster in deze zaak was vanaf 1 april 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werkzaam als allround medewerker bediening bij een chateau. Op 13 mei 2022 heeft er ‘een incident’ plaatsgevonden tussen de werkneemster en een chef-kok (het zou onder meer gaan om seksueel getinte grappen, opmerkingen over haar uiterlijk, ‘dingen’ die hij met haar wilde doen). De werkgever heeft de chef-kok hierop aangesproken. Een week na het incident heeft de chef-kok ontslag genomen. Op 20 mei 2022 heeft de werkneemster zich als gevolg van het incident ziek gemeld. Bij schriftelijke aanzegging van 24 september 2022 heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werkneemster niet verlengd.
De werkneemster is vervolgens een procedure gestart en verzoekt de kantonrechter primair om haar (voormalig) werkgever te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding en ook stelt zij dat haar (voormalig) werkgever aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW.
Aan het verzoek tot betaling van een billijke vergoeding legt de werkneemster ten grondslag dat haar werkgever ernstig tekort is geschoten in haar verplichting zorg te dragen voor een veilige en vrouwvriendelijke werkomgeving, waardoor de werkneemster tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden slachtoffer is geworden van agressie en (seksuele) intimidatie op de werkvloer.
Kort gezegd oordeelt de kantonrechter in de eerste plaats dat de werkgever het ongewenste gedrag niet daadwerkelijk heeft aangepakt en staat het vast dat de werkneemster zich als gevolg van het incident heeft ziek gemeld. Ook is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever haar re-integratieverplichtingen ernstig heeft veronachtzaamd.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst vanwege de arbeidsongeschiktheid en het niet soepel verlopen van de re-integratie het gevolg is van de ernstige verwijtbaarheid van werkgever. Het verzoek om een billijke vergoeding wordt daarom toegewezen.
Wat betreft het verzoek tot betaling van een schadevergoeding ex artikel 7:658 BW het volgende.
De stelplicht en bewijslast dat er schade is opgelopen in de uitoefening van de werkzaamheden rust ingevolge het tweede lid van artikel 7:658 BW op de werkneemster. De werkneemster stelt dat zij sinds het incident diverse psychische en lichamelijke klachten ervaart.
Hoewel de werkgever betwist dat de werkneemster deze klachten heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden, de werkneemster had bijvoorbeeld ook al een verleden met PTSS- en paniekaanvallen, is de kantonrechter van oordeel dat het medisch dossier van de werkneemster genoegzaam aantoont dat vast is komen te staan dat de schade is geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden.
Het is vervolgens dan ook aan de werkgever om aan te tonen dat zij in niet in haar zorgplicht is tekortgeschoten. Dat is volgens de kantonrechter niet gelukt.
De kantonrechter wijst er allereerst op dat artikel 5 lid 3 van de Arbowet met zich brengt dat de werkgever maatregelen moet nemen om het risico op seksuele intimidatie te voorkomen of te beperken.
Vervolgens gaat de kantonrechter in op hetgeen door de werkgever is aangevoerd. Volgens de werkgever heeft zij na het incident een ruime mate nazorg en ondersteuning aangeboden aan de werkneemster en heeft zij het beleid sinds het incident verbeterd. Dit is voor de kantonrechter echter niet relevant en doet niks af aan de omstandigheid dat de werkgever ten tijde van het incident niet voldeed aan haar zorgplicht. De aanscherpingen kwamen dan ook te laat, aldus de kantonrechter.
Daarbij acht de kantonrechter het relevant dat de werkgever na het incident slechts gesprekken met de chef-kok heeft gevoerd. De klacht had tenminste door een vertrouwenspersoon of een (onafhankelijke) klachtencommissie moeten worden onderzocht.
Kortom, het primaire verzoek van de werkneemster wordt toegewezen en zij heeft recht op zowel een billijke- als een schadevergoeding.