18.04.2014
Doorbreking rechtsmiddelenverbod na beschikking op deelgeschil
Vandaag deed de Hoge Raad uitspraak over de vraag of het rechtsmiddelenverbod van artikel 1019bb Rv kan worden doorbroken.
De wetgever heeft in artikel 1019bb Rv bepaald dat tegen de beschikking op het deelgeschil geen voorziening openstaat, onverminderd artikel 1019cc lid 3 Rv.
Een wettelijk rechtsmiddelenverbod kan echter volgens vaste rechtspraak worden doorbroken op een van de in de rechtspraak ontwikkelde doorbrekingsgronden, te weten
(1) indien de rechter buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden;
(2) deze ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten; dan wel
(3) bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
De Hoge Raad komt in deze zaak tot de conclusie dat ook tegen een beschikking op het deelgeschil doorbreking mogelijk is op de hiervoor vermelde gronden. Hij oordeelt:
“De beschikking op een deelgeschil als bedoeld in art. 1019w Rv kan bindende eindbeslissingen behelzen op geschilpunten die de materiële rechtsverhouding tussen partijen betreffen. In dat geval staat in zoverre een rechtsmiddel open (art. 1019cc lid 3 Rv), en daarin zou aanleiding kunnen worden gevonden om doorbreking niet toe te staan (vgl. HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0598, NJ 2012/556). De beschikking kan echter ook beslissingen van andere aard omvatten, en niet steeds behoeft op voorhand duidelijk te zijn wat de precieze reikwijdte van zodanige beslissingen is. Ook in de parlementaire geschiedenis wordt onderkend dat grensgevallen denkbaar zijn tussen beslissingen die ingrijpen in de materiële rechtsverhouding van partijen en beslissingen over meer processuele aspecten. (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 20-21).
Of een bepaald wettelijk rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken, vraagt uit een oogpunt van rechtszekerheid om een ondubbelzinnig antwoord. Gezien de fundamentele strekking van de hiervoor in 5.2 bedoelde rechtspraak, zal dat antwoord de rechtsbescherming moeten waarborgen die in die rechtspraak wordt verleend.”
De Hoge Raad komt dan ook tot de conclusie dat moet worden aangenomen dat de hiervoor weergegeven doorbrekingsgronden kunnen worden ingeroepen met betrekking tot een beschikking op de voet van art. 1019w Rv, ongeacht of een rechtsmiddel in de zin van art. 1019cc lid 3 Rv openstaat of zal openstaan.
Daaraan wordt voorts toegevoegd dat de stelling dat beëindiging van een deelgeschil niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering als bedoeld in art. 1019x lid 3, aanhef en onder a, Rv, geen doorbrekingsgrond oplevert. Indien met een beroep op een doorbrekingsgrond een rechtsmiddel wordt ingesteld tegen een beschikking in een deelgeschil, zijn ook in dat geding de bepalingen van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade van toepassing, aldus de Hoge Raad.
Klik hier voor de uitspraak.