Home Een rechtzoekende in een juridisch doolhof

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Een rechtzoekende in een juridisch doolhof

Een vader van een minderjarige dochter dient een klacht in tegen een GZ-psycholoog. De psycholoog is werkzaam als manager behandelzaken en zou tijdens een ouderschapsmediation en omgangscoachingstraject niet hebben gehandeld volgens de NIP ethische beroepscode. Verder zou de psycholoog hebben bijgedragen aan het voortbestaan van een situatie waarin de klager en zijn dochter ernstige psychische schade hebben opgelopen.

Het RTG stelt vast geen sprake is geweest van een behandelrelatie tussen de psycholoog en de klager en/of zijn dochter. Dit betekent dat het handelen van de psycholoog niet kan worden getoetst aan het criterium van ‘enig handelen of nalaten in strijd met de zorg’ die de psycholoog behoort te betrachten ten opzichte van de klager en/of zijn dochter (de eerste tuchtnorm van artikel 47, eerste lid, sub a wet BIG). Het RTG beoordeelt vervolgens of het handelen van de psycholoog valt onder de tweede tuchtnorm (artikel 47, eerste lid 1, sub b Wet BIG). Die houdt in dat een beroepsoefenaar zich -ook buiten een directe behandelrelatie- dient te gedragen zoals een behoorlijk beroepsoefenaar betaamt. Het verweten handelen moet in dat geval voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg en dient niet los te kunnen worden gezien van de hoedanigheid van de beroepsbeoefenaar, in dit geval GZ-psycholoog. Volgens RTG is ook de tweede tuchtnorm niet van toepassing. De psycholoog kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor alle behandelingen die binnen de instelling waarin hij werkzaam is plaatsvinden, zoals hier een ouderschapsmediation en een omgangscoachingstraject. Dat zou in strijd komen met het vereiste dat in het tuchtrecht een BIG geregistreerde alleen kan worden aangesproken op handelingen waarvoor hem eventueel persoonlijk een verwijt te maken valt. Dit laatste is gesteld noch gebleken. De klager wordt in zijn klacht bij de RTG kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Deze uitspraak moet zowel voor de klagende partij (de vader) als de verwerende partij (de psycholoog) teleurstellend zijn. Voor de vader, omdat achteraf blijkt dat hij de verkeerde zorgverlener heeft aangesproken. Voor de psycholoog, omdat hij eerst een procedure bij het RTG heeft moeten doorlopen om uiteindelijk te horen dat hij ten onrechte is aangeklaagd. Een dergelijk teleurstellende procesgang -met alle daaraan verbonden tijd, kosten en (negatieve) energie- had voorkomen kunnen worden als de klager bij het opstellen van zijn klacht gebruik had gemaakt van de tuchtklachtfunctionaris. In artikel 55a wet BIG is bepaald dat de Minister voor Medische Zorg zorg draagt voor de indienstneming van ambtenaren, die klagers kunnen adviseren bij het opstellen en wijzigen van hun klacht, de tuchtklachtfunctionaris. De tuchtklachtfunctionaris is onafhankelijk van de tuchtcolleges. De ondersteuning van de tuchtklachtfunctionaris bestaat uit het opstellen, aanvullen of wijzigen van een klaagschrift naar aanleiding van informatie die de klager verstrekt. Daarnaast geeft de tuchtrechtklachtfunctionaris  voorlichting over de tuchtklachtprocedure en alternatieve klachtenprocedures, met als doel een advies op maat te geven. De ondersteuning of het advies van de tuchtklachtfunctionaris is kosteloos en verplicht de klager tot niets. Het staat de klager vrij om wel of geen gebruik te maken van het advies. De klagers blijft ook zelf verantwoordelijk voor het indienen van een tuchtklacht. Uit het (enige) jaarverslag van de tuchtklachtfunctionarissen (tot nu toe) over 2019 blijkt dat er tot begin 2020 bijna 1200 klachtdossiers waren binnengekomen en dat bij 176 klaagschriften ondersteuning is verleend.

Goed voorbereid een procedure starten geeft minder kans op teleurstellingen voor alle betrokkenen. Voorkom dus het moeilijke door het gemakkelijke goed te doen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven