Geen glijdende schaal, maar toch een rechtsgeldig studiekostenbeding
In een op 15 december 2022 gepubliceerde uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland oordeelde de kantonrechter dat een studiekostenbeding, ondanks het ontbreken van een glijdende schaal, geldig was en dat de werknemer, nu hij uit dienst trad, gehouden was de studiekosten aan de werkgever terug te betalen.
Wat is er aan de hand?
Werknemer is vanaf 1 maart 2015 als basisarts bij werkgever in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkgever heeft werknemer kort na indiensttreding in de gelegenheid gesteld om de opleiding tot verzekeringsarts te volgen. Werknemer heeft hierop positief gereageerd en is in september 2015 gestart met de opleiding. Het lesgeld voor de opleiding bedroeg € 48.100,00. Partijen hebben voor deze kosten een studiekostenovereenkomst gesloten, waarin partijen – kort gezegd – zijn overeengekomen dat, als werknemer de arbeidsovereenkomst binnen vijf jaar na het behalen van het diploma beëindigt, werknemer 100% van het lesgeld aan werkgever zal terugbetalen. Werknemer heeft in september 2019 de opleiding met succes afgerond en is per 1 oktober 2019 werkzaamheden gaan verrichten in de functie van verzekeringsarts. Op 1 november 2021 is de arbeidsovereenkomst na opzegging door werknemer geëindigd.
Werkgever stelt dat werknemer, nu het dienstverband op verzoek werknemer binnen de periode van vijf jaar na het behalen van het diploma is geëindigd, 100% van het lesgeld aan werkgever moet terugbetalen. Werknemer weigerde om aan dit verzoek te voldoen, waarna werkgever onderhavige procedure is gestart. Werkgever vordert terugbetaling van het lesgeld. Werknemer voert als verweer dat de studiekostenovereenkomst niet geldig is, omdat in de overeenkomst geen baatperiode is opgenomen en een glijdende schaal voor terugbetaling van de kosten ontbreekt.
Wat oordeelt de kantonrechter?
Het gaat in deze zaak om de vraag of werknemer op grond van de tussen partijen gesloten studiekostenovereenkomst het lesgeld aan werkgever moet terugbetalen.
De studiekostenovereenkomst tussen partijen kan volgens de kantonrechter worden gekwalificeerd als een studiekostenbeding. Het studiekostenbeding is niet in de wet geregeld, maar de Hoge Raad heeft wel in het arrest Muller/Van Opzeeland een aantal voorwaarden gesteld waaraan een studiekostenbeding moet voldoen. Eén van de voorwaarden is dat het studiekostenbeding een regeling moet bevatten waarbij de terugbetalingsverplichting vermindert naar evenredigheid van het voortduren van het dienstverband en de periode waarbinnen de werkgever baat heeft gehad van de door de werknemer tijdens de studieperiode opgedane kennis en vaardigheden. Dit wordt ook wel de glijdende schaal genoemd.
De kantonrechter constateert dat het studiekostenbeding tussen partijen geen glijdende schaal bevat en daarmee niet aan de in het arrest van de Hoge Raad gestelde voorwaarden voldoet. De kantonrechter overweegt echter dat dit, kijkend naar de feiten & omstandigheden, werkgever niet belemmert om een beroep te doen op het studiekostenbeding. Dit, nu (I) – anders dan in het arrest Muller/Van Opzeeland – het in onderhavige situatie geen verplichte opleiding betreft en het niet gaat om een terugbetaling van het loon, maar ‘enkel’ om een terugbetaling van het lesgeld, en (II) de opleiding voor werknemer niet verplicht of noodzakelijk was, maar door werkgever is aangeboden om nieuwe werknemers aan te trekken en aan zich te binden door jaarlijks aan enkele nieuwe medewerkers de mogelijkheid te bieden een vervolgopleiding te doen.
De kantonrechter acht verder van belang dat werknemer als hoog opgeleide werknemer de consequenties van het studiekostenbeding heeft kunnen overzien, te meer nu het beding duidelijk en overzichtelijk is geformuleerd en niet voor een andere uitleg vatbaar is.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat werknemer het lesgeld aan werkgever moet terugbetalen. De kantonrechter acht het echter niet van goed werkgeverschap getuigen om 100% van het lesgeld van werknemer te vorderen. Te meer, nu het naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk is dat werkgever enig profijt heeft gehad van de door werknemer succesvol afgeronde opleiding. Werknemer is immers direct na afronding van haar opleiding vanaf 1 oktober 2019 als verzekeringsarts aangesteld en is gedurende twee jaar ook in die functie voor werkgever werkzaam geweest. Werkgever heeft, met andere woorden, het lesgeld voor twee jaar ‘terugverdiend’. Dit maakt dat de kantonrechter het niet redelijk vindt om 100% van het lesgeld voor rekening van werknemer te laten komen, maar de kantonrechter dit matigt tot 3/5 van het lesgeld, te weten een bedrag van € 28.860,00.
De kantonrechter veroordeelt werknemer tot betaling van € 29.923,60 aan lesgeld (vermeerderd met de wettelijke rente) en tot betaling van de proceskosten van werkgever, begroot op € 2.483,33.
Voor vragen over studiekostenovereenkomsten kunt u contact opnemen met Debby Kolk, Marijke Stevens en Lisa van Baarsel