Geen verplichte scholing als scholing niet noodzakelijk is voor huidige functie
Op 13 september 2024 is een recente uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam gepubliceerd over de vraag of sprake was van verplichte scholing en afhankelijk daarvan of het door werkgever met werknemer overeengekomen studiekostenbeding rechtsgeldig was.
Wat was er aan de hand?
Op 1 januari 2022 trad werknemer in dienst bij werkgever in de functie van combimachinist nationaal. Werknemer en werkgever kwamen overeen dat werknemer twee opleidingen ging volgen, te weten de opleiding machinist/rangeerder en de opleiding Duitse taal en Duitse regelgeving. Partijen zijn hiervoor studiekostenbedingen overeengekomen op grond waarvan werknemer de kosten voor de opleiding machinist/rangeerder aan werkgever moest terugbetalen als zijn dienstverband binnen 36 maanden na indiensttreding eindigt. Voor de opleiding Duitse taal en Duitse regelgeving spraken partijen af dat werknemer de kosten daarvoor aan werkgever moest terugbetalen als de dienstbetrekking eindigde binnen 36 maanden na het behalen van de opleiding. Werknemer heeft de opleidingen afgerond en is doorgegroeid naar de functie combimachinist internationaal. Op 1 augustus 2023 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd. Werkgever heeft om die reden aan werknemer een factuur gestuurd voor de studiekosten. Werknemer weigerde deze factuur te voldoen, waarna werkgever een juridische procedure is gestart.
Waar ging de procedure over?
In de procedure stond de vraag centraal of werknemer gehouden was de studiekosten voor de opleiding Duitse taal en Duitse cultuur aan werkgever terug te betalen. Over de kosten m.b.t. de opleiding machinist/rangeerder bestond tussen partijen geen discussie meer. Werknemer stelde zich op het standpunt dat hij de studiekosten niet hoefde terug te betalen, omdat (i) sprake is van verplichte scholing en het studiekostenbeding om die reden nietig is, (ii) werkgever met het sluiten van het studiekostenbeding werknemer onvoldoende heeft geïnformeerd over de (financiële) consequenties en (iii) een terugbetalingsregeling in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid. Werkgever voerde verweer en nam -kort gezegd- het standpunt in dat het terugvorderen van studiekosten is toegestaan en ook redelijk is.
Wat oordeelde de kantonrechter?
De kantonrechter ging niet mee in het betoog van de werknemer. Volgens de kantonrechter is de opleiding Duitse taal en Duitse regelgeving geen verplicht scholing in de zin van artikel 7:611a lid 1 BW. De opleiding was immers niet noodzakelijk voor het uitoefenen van de functie combimachinist nationaal. Dat werknemer deze opleiding -vrijwillig- heeft gevolgd voor een eventuele doorgroei naar de functie combimachinist internationaal en die functie uiteindelijk ook heeft gekregen, maakt niet dat (alsnog) sprake is van verplichte scholing. Scholing is -volgens de kantonrechter- pas verplicht als de scholing nodig is om de werkzaamheden uit te oefenen die horen bij de functie die werknemer op dat moment bekleedt. Een studiekostenbeding was dus toegestaan.
Vervolgvraag was of het studiekostenbeding voldeed aan de in de daaraan in de rechtspraak gestelde eisen, zoals het informeren van de werknemer over de (financiële) consequenties. Werknemer stelde dat dit niet het geval was, maar de kantonrechter ging ook daarin niet mee. Redengevend daarvoor was dat werknemer al eerder studiekostenbedingen is overeengekomen (en dit dus niet nieuw voor hem was) en werkgever kon aantonen dat hij aan werknemer informatie had verstrekt over de inhoud en de gevolgen van het studiekostenbeding, zodat werknemer een weloverwogen besluit kon nemen. De informatieplicht van werkgever gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet zo ver dat moet worden getoetst of werknemer financieel in staat is de studiekosten terug te betalen als de arbeidsovereenkomst eindigt.
Tot slot oordeelde de kantonrechter dat het beroep van werkgever op de terugbetalingsregeling in de gegeven omstandigheden niet onaanvaardbaar is. Werknemer heeft onvoldoende onderbouwd waarom dat het geval zou zijn.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat werknemer het door werkgever gevorderde bedrag aan studiekosten moet terugbetalen.
Welke les kunnen we hieruit trekken voor de praktijk?
Sinds de inwerkingtreding van de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (‘Wtva’) per 1 augustus 2022 is er veel discussie over de vraag wanneer sprake is van verplichte scholing in de zin van artikel 7:611a lid 1 BW (en wanneer niet). Uit de sinds de inwerkingtreding gepubliceerde rechtspraak kan worden opgemaakt dat sprake is van verplichte scholing als de scholing noodzakelijk is voor het goed kunnen uitoefenen van de functie. Deze uitspraak maakt duidelijk dat bij die toets moet worden gekeken naar de functie die de werknemer op dat moment bekleedt. Eventuele doorgroei mogelijkheden en/of latere functies lijken dus geen rol te spelen.
De uitspraak laat ook (opnieuw) zien dat de werkgever er verstandig aan doet de werknemer te informeren over de inhoud en de gevolgen van een studiekostenbeding en dit ook schriftelijk vast te leggen.
Voor vragen over (het willen overeenkomen van) een studiekostenbeding, neem gerust contact met ons op.