Huidige smartengeld ‘regeling’ op de schop?
Artikel 6:106 BW bepaalt dat iemand aanspraak kan maken op smartengeld in het geval:
- de aansprakelijke persoon het oogmerk had de benadeelde nadeel toe te brengen;
- een benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen;
- een benadeelde in zijn eigen eer of goede naam is geschaad;
- een benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast, of
- indien het nadeel van de benadeelde is gelegen in aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De omvang wordt conform voornoemd artikel vastgesteld naar ‘billijkheid’. De praktijk laat echter zien dat dat vaak tot (hevige) discussie kan leiden. In dat kader publiceerde de Erasmus Universiteit eerder deze maand een consultatieversie voor de zogeheten ‘Rotterdamse Schaal’.
De Rotterdamse Schaal beoogt de rechtspraktijk te faciliteren door op een toegankelijke manier overzicht en aanknopingspunten te bieden voor de begroting van het smartengeld en is gebaseerd op de modellen zoals die worden gebruikt in Engeland en Ierland. Het model bevat een (overzichtelijke) ordering van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen en welke smartengeldbedragen in het algemeen passen bij welke gevalstypen. Neem vooral een kijkje in het document!
Of de Rotterdamse Schaal daadwerkelijk wordt geïmplementeerd, is het wachten waard. Voor nu kan schriftelijk worden gereageerd tot eind 2024.