Home Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht, april 2021

KBS

Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht, april 2021

Zorgverzekeringswet (Zvw)

ECLI:NL:RBGEL:2021:1884
Zorgverzekering; preferentiebeleid. Beschikbaarheid tenminste één geneesmiddel met bepaalde werkzame stof (art. 2.8 lid 3 Bzv). Verhouding tot medische noodzaak (art. 2.8 lid 4 Bzv). Niet kan worden aanvaard dat aanwijzing preferent geneesmiddel steeds uitsluitend op werkzame stof kan worden gebaseerd ongeacht toedieningsvorm. Ook de therapeutische waarde van de toedieningsvorm zal door de zorgverzekeraar in de afweging moeten worden betrokken. Een onvoldoende zorgvuldige afweging om een bepaalde toedieningsvorm niet te vergoeden of te verstrekken, kan onrechtmatig zijn. In dit geval is niet gebleken dat zorgverzekeraars de therapeutische waarde/werking van Colecalciferol in de vorm van een drank ampul voldoende in de afweging hebben betrokken in aanmerking genomen dat grote aantallen patiënten met ernstige slikproblemen niet met een capsule kunnen worden behandeld en zijn aangewezen op de ampul.

ECLI:NL:GHDHA:2021:651
Verzekeringsrecht, zorgverzekering. Valt de geleverde zorg als (multidisciplinaire) specialistische revalidatiezorg onder de basisverzekering? Toe te passen maatstaf. Betekenis van kwaliteitsrichtlijnen van de beroepsvereniging van revalidatieartsen.

ECLI:NL:RBMNE:2021:1521
Dekkingsgeschil. Enkelvoudige extramurale fysiotherapie na een hartoperatie behoort niet tot de zorg conform de stand van de wetenschap en praktijk. Geen recht op vergoeding van kosten voor een dergelijke behandeling.

ECLI:NL:RBMNE:2021:1339
Zorgverzekeraar Zilveren Kruis moet opnieuw beoordelen of een verzekerde recht heeft op een vergoeding voor een gezichtsoperatie. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland beslist in een kort geding tussen een vrouw en de verzekeraar. De zorgverzekeraar weigert toestemming te geven voor een gezichtsoperatie omdat er geen sprake zou zijn van een passabiliteitsprobleem.

De vrouw is sinds 2016 in behandeling bij het VUmc vanwege transseksualiteit. Zij heeft diverse geslachtsaanpassende en genderbevestigende operaties achter de rug. In aanvulling hierop wil ze graag een zogenoemde ‘faciale feminisatie’ ondergaan. Dit is een behandeling waarbij de kaak wordt (open)gebroken en botstructuren worden verzet en vervormd met als doel mannelijke trekken uit het gezicht te verwijderen. Volgens de vrouw kampt zij met een passabiliteitsprobleem: zij wordt niet als vrouw herkend. Hierdoor kunnen andere mensen een schrikreactie vertonen of vreemd of niet respectvol reageren. Zilveren Kruis vergoedt een dergelijke operatie alleen als er daadwerkelijk sprake is van een passabiliteitsprobleem, dit is volgens de verzekeraar niet het geval bij de vrouw.

Een team van medisch adviseurs van Zilveren Kruis heeft de aanvraag voor de operatie op basis van onder andere foto’s van de vrouw beoordeeld en afgewezen. De behandelend arts van de vrouw –verbonden aan het genderteam van het VUmc – had juist aangedrongen op een operatie vanwege het passabiliteitsprobleem. De voorzieningenrechter oordeelt dat Zilveren Kruis de beoordeling niet goed heeft gedaan. De adviseurs van de verzekeraar hebben het oordeel van de arts van het VUmc onvoldoende als uitgangspunt genomen. Dit had wel gemoeten. Als de medisch adviseurs zich niet kunnen vinden in het oordeel van de behandelend arts dan hadden zij – voordat ze het verzoek de dag na de aanvraag afwezen – contact met deze arts op moeten nemen om te vragen waarom er sprake is van een passabiliteitsprobleem. De behandelend arts en drie andere aan het genderteam verbonden artsen, hebben bijvoorbeeld een uiterlijke kenmerkenlijst ingevuld op basis waarvan zij tot de conclusie zijn gekomen dat de vrouw mannelijke gelaatstrekken heeft. Deze lijst is door het Zorginstituut Nederland juist ontwikkeld om zo objectief mogelijk te kunnen vaststellen of het gelaat van een man-vrouw transseksueel zodanig mannelijk is dat een passabiliteitsprobleem optreedt. Zilveren Kruis heeft deze bevindingen niet overgenomen en ook niet gemotiveerd waarom zij deze richtlijnen in dit geval niet heeft gevolgd. Al met al heeft de verzekeraar onvoldoende gemotiveerd waarom zij de vergoeding afwijzen.

De kans bestaat dat de nieuwe beoordeling opnieuw negatief uitvalt voor de vrouw, maar dan moet Zilveren Kruis dit wel goed motiveren. De vrouw had de voorzieningenrechter ook gevraagd om te bepalen dat Zilveren Kruis de operatie moet betalen. Daarvoor moet eerst vast komen te staan of er sprake is van een passabiliteitsprobleem en dat vraagt om extra bewijs en mogelijk een extra deskundige. Dat kan niet in een kort geding worden besloten.

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

ECLI:NL:RBGEL:2021:1980
Kort geding. Aanbesteding. Sprake van semi open toelatingsprocedure, Aw 2012 niet van toepassing. Inschrijver ondanks drie geboden herstelmogelijkheden inschrijving niet zodanig hersteld dat die aan alle voorgeschreven eisen voldoet.

ECLI:NL:CRVB:2021:928
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat de brieven van appellante van 20 december 2017, 21 december 2017 en 13 april 2018 niet zijn aan te merken als aanvragen in de zin van artikel 2.3.5 van de Wmo 2015 maar als meldingen in de zin van artikel 2.3.2 van de Wmo 2015. Het college heeft in aansluiting op de genoemde brieven onderzoek verricht naar de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van appellante. Niet is gebleken dat appellante eerder dan op 10 augustus 2018 een aanvraag heeft ingediend. Met juistheid heeft de rechtbank geconcludeerd dat het college in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat appellante en haar dochter niet in staat zijn gebleken om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren als bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, onder a, van de Wmo 2015 en daarbij verwezen naar onder meer het ontbreken van declaraties en controle daarop, het achterwege blijven van enige aanpassing van de in 2013 gesloten zorgovereenkomst en betalingen boven het geldende tarief. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen tot de zijne. Het betoog van appellante dat in haar geval ondersteuning in natura niet passend is, leidt niet tot een ander oordeel. Appellante heeft niet onderbouwd en het dossier bevat ook geen aanknopingspunten voor de stelling dat de door het college geboden ondersteuning in natura, indien nodig met behulp van een Poolse tolk, niet passend is voor appellante. Wat betreft de omvang van de verstrekte maatwerkvoorzieningen heeft appellante in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel moest komen. De rechtbank heeft de beroepsgronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt dit oordeel tot de zijne en verwijst daarnaar. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voor zover aangevochten.

Toezicht Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)

ECLI:NL:RBMNE:2021:1672
Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal, intrekking van de erkenning van een orgaanbank door de Minister voor Medische Zorg. Inhoudelijke beoordeling en gedeeltelijke toewijzing voorlopige voorziening tijdens de bezwaarfase, na ordemaatregel.

ECLI:NL:RBMNE:2021:1673
Gezondheidswet, toezicht op een orgaanbank, openbaarmaking inspectierapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Afwijzing voorlopige voorziening tijdens de bezwaarfase.

Geneesmiddelenwet

ECLI:NL:RVS:2021:749
Bij uitspraak van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2024, heeft de Afdeling de hoger beroepen Genetic S.p.a. en het CBG ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank van 8 mei 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:3887, bevestigd. De Afdeling heeft verder bepaald dat tegen het door het college ter beoordeling van geneesmiddelen te nemen besluit op bezwaar van Théa Pharma B.V. en Laboratoires Théa slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Bij besluit van 21 januari 2015 heeft het CBG aan Genetic een handelsvergunning voor het geneesmiddel Xalmono verleend. Laboratoires Théa heeft sinds 3 oktober 2012 een handelsvergunning voor het geneesmiddel Monoprost. Beide geneesmiddelen bevatten de werkzame stof Latanoprost. Op 17 maart 2017 heeft Laboratoires Théa het CBG verzocht de handelsvergunning voor Xalmono, gelet op de door haar bijgevoegde informatie, te heronderzoeken en te heroverwegen.

Privacy

ECLI:NL:RBDHA:2021:3090
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft aan een ziekenhuis een bestuurlijke boete van € 460.000,- en een last onder dwangsom opgelegd. Het ziekenhuis had volgens de Autoriteit Persoonsgegevens artikel 32 van de Algemene Verordening gegevensbescherming (AVG) overtreden, omdat er niet genoeg maatregelen waren genomen om de persoonsgegevens van patiënten te beschermen. Zo had het ziekenhuis de zogenoemde tweefactor authenticatie moeten invoeren en heeft het ziekenhuis de logging van de toegang tot de patiëntendossiers niet regelmatig gecontroleerd. De rechtbank is van oordeel dat de Autoriteit Persoonsgegevens een boete en een last onder dwangsom mocht opleggen. Wel was de boete volgens de rechtbank te hoog. Het basisboetebedrag van € 310.000,- acht de rechtbank op zichzelf niet onredelijk. De rechtbank is het ook eens met de Autoriteit Persoonsgegevens dat het boetebedrag verhoogd mocht worden vanwege de aard, ernst en duur van de overtreding en de opzettelijke/nalatige aard van de overtreding. Met deze twee boeteverhogende omstandigheden (tweemaal € 75.000,-) was het totale boetebedrag vastgesteld op € 460.000,-. De rechtbank vindt dit bedrag echter in dit geval te hoog en ziet aanleiding de boete te matigen tot € 350.000,-. De rechtbank vindt het namelijk van belang dat het ziekenhuis wel een aantal maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat persoonsgegevens in het digitale patiëntendossier worden ingezien door onbevoegde medewerkers. Ook heeft het ziekenhuis nog tijdens de bezwaarfase alsnog de tweefactor authenticatie ingevoerd en de logging geïntensiveerd. De door het ziekenhuis getroffen maatregelen tonen volgens de rechtbank in ieder geval de bereidwilligheid om met de problematiek in de organisatie aan de slag te gaan en nuanceren de nalatigheid die het ziekenhuis wordt verweten.

Zie hier ook onze blog over deze uitspraak.

ECLI:NL:GHSHE:2021:1301
Verwerking melding kraamzorg over gedrag vader door Veilig Thuis / verzoek wissing na vier jaar / grondslag conform artikel 6 lid 1 onder c AVG / WMO bevat bijzondere regeling, ook voor wissingsverzoeken / lange bewaartermijn in WMO / belang minderjarige / afwijzing verzoek / geen proceskostenveroordeling ondanks uitdrukkelijk verzoek / aard procedure en positie verzoeker in kader AVG c.a.

ECLI:NL:GHARL:2021:3206
Privacy. Onrechtmatig handelen.

Appellant wenst dat zijn gegevens weggehaald worden van de websites van Stichting SIN, onder meer van de zwartelijstartsen. Anders dan de rechtbank wijst het hof de vordering toe. De door Stichting SIN omschreven doelen, namelijk verbetering van de positie van slachtoffers van medische fouten en de verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg, wordt niet gerechtvaardigd door het blijven vermelden van de naam van appellant op de zwartelijstartsen van haar websites en de daaraan gekoppelde hyperlink naar de uitspraken van het CTG uit 2010. Stichting SIN handelt hier jegens appellant onrechtmatig. De vermelding is ook disproportioneel nu appellant ook niet meer is terug te vinden in het BIG-register omdat hij meer dan 10 jaar geleden is doorgehaald.

Zorg- en huurovereenkomst

ECLI:NL:GHARL:2021:3297
Opzegging zorg- en huurovereenkomst. Appellant vordert in kort geding continuering van de overeenkomsten.

In geschil is of sprake is van een voldoende gewichtige/zwaarwegende reden voor opzegging en of daarbij de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen.

Het hof oordeelt net als de voorzieningenrechter dat de zorg- en huurovereenkomst rechtsgeldig zijn opgezegd. Geïntimeerde dient wel een langere opzegtermijn in acht te nemen.

ECLI:NL:RBMNE:2021:1409
Woon- en zorgovereenkomst; betaling facturen; onverschuldigde betaling; ongerechtvaardigde verrijking; verrekening

Concurrentiebeding

ECLI:NL:GHSHE:2021:1018
Psychotherapeut in opleiding na tussentijdse beëindiging opleiding niet gehouden aan onder meer een concurrentiebeding, geen wanprestatie of onrechtmatige daad ook niet voor de opleidingsinstelling en opvolgende praktijkopleidingsinstelling.

Medezeggenschap cliënten zorginstellingen

ECLI:NL:GHAMS:2021:1105
Afwijzing verzoeken CRV.

Wanbeleid zorginstelling

ECLI:NL:GHAMS:2021:529
OK; Enquête; Tweede fase; Afwijzing verzoek vaststelling wanbeleid.

Vastgoed

ECLI:NL:GHARL:2021:3284
Geintimeerde exploiteert een verzorgingstehuis voor ouderen en is gevestigd te Bussum. Geintimeerde is voornemens haar activiteiten te verplaatsen naar Almere en sluit daartoe een overeenkomst voor de ontwikkeling van een tehuis te Almere.

Als de ontwikkeling van de nieuwe locatie te Almere rond lijken te zijn, verkoopt Geïntimeerde haar pand te Bussum aan Appellante. Appellante was echter ook nauw betrokken bij de ontwikkeling van de locatie te Almere. Tevens is beide partijen bekend dat de verkoop van het pand te Bussum onverbrekelijk samenhangt met de verhuizing naar Almere. Zij spreken die samenhang tegenover elkaar uit en geven daaraan ook contractueel invulling doordat Geïntimeerde pas feitelijk zal hoeven te vertrekken uit het pand te Bussum als de nieuwe locatie klaar is.

Vervolgens gaat het mis met de ontwikkeling van de nieuwe locatie te Almere. Dit resulteert in een ontbinding van de overeenkomst van projectontwikkeling te Almere. Appellant weet dat maar verlangt toch levering van het pand te Bussum op grond van de koopovereenkomst.

Geintimeerde voert aan de overeenkomst tot projectontwikkeling onlosmakelijk is verbonden met de koopovereenkomst en weigert om die reden de koopovereenkomst na te komen. Het hof stelt geïntimeerde in het gelijk en bepaalt dat de genoemde overeenkomsten zodanig verbonden zijn dat beëindiging van de ene overeenkomst zich vertaalt in het recht op beëindiging van de andere overeenkomst.

Zorgovereenkomst en cessie

ECLI:NL:RBROT:2021:3540
Zorgovereenkomst – Cessie – vordering toegewezen. Vordering in reconventie tot vergoeding van schade afgewezen.

COVID-19

ECLI:NL:RBNNE:2021:1674
Toepassing van het begrip publieke plaats bij het toepassen van maatregelen in verband met Covid-19. Mogen vestigingen van fit20 open zijn?

Overig

ECLI:NL:RBAMS:2021:1373
Betalingsverplichting van SVB aan zorgverlener is niet voor derdenbeslag vatbaar.

ECLI:NL:RBOBR:2021:1700
IT-zaak over software voor een ZIS en EPD voor ziekenhuizen. Eindvonnis t.a.v. twee ziekenhuizen. Tussenvonnis t.a.v. het laatste nog bij de zaak betrokken ziekenhuis. 

vorige overzicht

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven