07.04.2021
Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht, maart 2021
Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)
ECLI:NL:CBB:2021:296
Voorlopige voorziening. Belanghebbendheid. Appellante is een branchevereniging voor instellingen in de gezondheidszorg. Zij voert aan dat zij belanghebbende is bij het marktanalysebesluit waarbij aan Emergis een contracteerverplichting en een transparantieverplichting zijn opgelegd. Volgens appellante is sprake van een zorgwekkend precedent dat directe gevolgen heeft voor meerdere van haar leden die, net als Emergis, om historische redenen in een bepaald werkgebied een relatief hoog marktaandeel hebben en tegelijkertijd te maken hebben met de compenserende inkoopmacht van zorgverzekeraars en andere zorginkopers. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit alleen rechtstreekse gevolgen voor Emergis en niet mede voor andere leden van verzoekster. Het vovv wordt niet-ontvankelijk verklaard.
ECLI:NL:CBB:2021:325
Beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen. De beroepen zijn gericht tegen de afwijzing van een beschikbaarheidbijdrage voor instroomplaatsen voor 2019 (zaak 19/1956) en tegen de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor 2018 (zaak 20/698). De aanvraag voor 2019 is afgewezen omdat de erkenning van appellante als praktijkopleidingsinstelling voor de opleidingen gezondheidspsycholoog en psychotherapeut miv 1-7-2018 is ingetrokken. Als gevolg daarvan werd appellante niet opgenomen in het verdeelplan voor 2019. Het College is van oordeel dat de NZa, ter uitvoering van de door de minister gegeven aanwijzingen, als voorwaarde heeft mogen stellen dat een opleidingsplaats is opgenomen in het verdeelplan. Het verdeelplan wordt vastgesteld door de minister en heeft in deze procedure als vaststaand te gelden. Nu appellante voor het jaar 2019 niet was opgenomen in het verdeelplan heeft NZa de afwijzing voor een beschikbaarheidbijdrage kunnen handhaven. De beschikbaarheidbijdrage voor 2018 is vastgesteld conform de aanvraag van appellante. Aangezien die beschikbaarheidbijdrage is bedoeld ter vergoeding van de kosten die een opleidende zorgaanbieder daadwerkelijk maakt voor het verzorgen van de medische vervolgopleiding, heeft de NZa deze terecht vastgesteld op het bedrag dat correspondeert met het daadwerkelijke aantal fte’s dat in 2018 is opgeleid. Geen bijzondere omstandigheden. De beroepen zijn ongegrond.
Vaccinatieverplichting
ECLI:NL:RBDHA:2021:1920
Kort geding over de campagne van de Staat om Nederlanders zich te laten vaccineren. De vordering om die campagne te staken, wordt afgewezen. De Staat heeft een grote vrijheid om zijn beleid zo in te richten dat het doel van het realiseren van een bepaalde vaccinatiegraad wordt behaald. Dat de Staat om dat doel te behalen het belang van vaccinatie en de positieve kanten daarvan in zijn campagne benadrukt, is niet ongeoorloofd. De Staat onderschrijft daarbij zonder voorbehoud de vrije, eigen keuze van burgers om zich al dan niet te laten vaccineren. De Staat schiet niet tekort in zijn informatieverstrekking. Ook andere vorderingen, onder meer strekkend tot rectificatie, worden afgewezen.
Verstrekking gegevens zaaddonor
ECLI:NL:RBGEL:2021:1388
Verbintenissenrecht. Kunstmatige donorinseminatie. Vordering van moeder en dochter tot verstrekking van gegevens van de zaaddonor door het ziekenhuis waar de ivf-behandeling heeft plaatsgevonden. De donor trekt zijn aanvankelijke instemming met het delen van zijn gegevens naderhand in. Beroep op overmacht van het ziekenhuis, gebaseerd op het overgangsrecht van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Art. 7 lid 1 IVRK. Art. 8 EVRM. Buiten toepassing laten van wettelijke bepaling op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Afweging van de belangen van het kind en van de donor. Onbekendheid met de belangen van de donor, die anoniem is en geen partij is, maakt dat onmogelijk. Een deskundigenbericht gelasten biedt geen soelaas. Het beroep op overmacht slaagt. Afwijzing van het gevorderde, ook de gevorderde schadevergoeding.
Geneesmiddelenwet
ECLI:NL:RBAMS:2021:1523
Een geneesmiddelenbedrijf moet een boete betalen van 54.166 euro.
Zorgverzekeringswet (Zvw)
ECLI:NL:RBGEL:2021:1046
Zorgverzekeringsrecht. Vergoeding van kosten van geslachtsveranderende operatie in Thailand. Toestemmingsvereiste. Is sprake van verzekerde zorg?
ECLI:NL:RBROT:2021:2757
Afwijzing declaraties omdat geen geldige indicatiestelling ten grondslag ligt aan de verleende zorg en de aanspraak op vergoeding van die zorg is komen te vervallen.
Artikel 3:302 BW. Niet onmiddellijk betrokken bij de rechtsverhouding.
ECLI:NL:RBDHA:2021:2993
“Uitleg polisvoorwaarden; vraag of sprake is van spoedeisende zorg in het buitenland die onder de dekking van de (aanvullende) zorgverzekering valt. Geen spoedeisende zorg nu niet is gebleken dat uit de verklaring van de buitenlandse arts kon worden afgeleid dat uitstel van de operatie ernstige gevolgen voor de gezondheid van de verzekerde zou hebben en ook objectief niet is gebleken dat het ging om zorg waarvan uitstel ernstige gevolgen zou hebben voor diens gezondheid.”
ECLI:NL:GHDHA:2021:548
art. 13 lid 1 Zorgverzekeringswet, hinderpaalcriterium, niet gecontracteerde zorg
ECLI:NL:RBGEL:2021:1046
Zorgverzekeringsrecht. Vergoeding van kosten van geslachtsveranderende operatie in Thailand. Toestemmingsvereiste. Is sprake van verzekerde zorg?
ECLI:NL:RBGEL:2020:7133
Zorgovereenkomst voor wijkverpleging. aanbesteding. Geen sprake van objectieve, transparante en non-discriminatoire toepassing van het inkoopbeleid bij de beoordeling van de inschrijving. Toewijzing van vorderingen.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
ECLI:NL:RBROT:2021:2302
Wmo 2015. Geen maatwerkvoorziening omdat de beperkingen bij het verrichten van de huishoudelijke werkzaamheden kunnen worden weggenomen met gebruikelijke hulp van de echtgenoot en de inwonende meerderjarige zoon. De getroffen overgangsregeling op basis van de algemene voorziening schoon huis is niet onredelijk.
ECLI:NL:RBROT:2021:2402
Wmo 2015. Tussenuitspraak. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of eiseres de kosten van een maaltijdservice en een boodschappenbezorgdienst financieel kan dragen. Hulp bij het huishouden, algemene voorziening gebaseerd op het KPMG-rapport is toereikend.
ECLI:NL:RBLIM:2021:2419
Aanbesteding dienstverleningsovereenkomsten WMO en Jeugdzorg met open house procedure. Uitleg Inschrijvingsleidraad. Inschrijftermijn. Niet tijdige inschrijving. Belangenafweging. Veroordeling inzake onnodig gemaakte kosten.
ECLI:NL:RBLIM:2021:2515
Aanbesteding dienstverleningsovereenkomsten WMO en Jeugdzorg met open house procedure. Processueel ondeelbare rechtsverhouding. Uitleg Inschrijvingsleidraad. Inschrijftermijn. Niet tijdige inschrijving. Belangenafweging.
ECLI:NL:RBLIM:2021:1824
Voorheen scootmobiel verstrekt, gezondheid verbeterd, beperkingen verminderd, nu aanvraag driewielfiets in plaats van scootmobiel, maatwerkvoorziening die de mobiliteitsbeperkingen weliswaar ondervangt, maar deze beperkingen (teveel) overcompenseert is geen passende bijdrage, college mocht aanvraag niet afwijzen op grond dat driewielfiets therapeutisch doel zou dienen. Beroep gegrond. College moet nieuw besluit nemen.
ECLI:NL:RBOBR:2021:1171
Korte samenvatting: Kort geding. Artikel 2.11 en 2.12 Jeugdwet. Vordering zorgaanbieder om tijdelijk hogere zorgtarieven te mogen declareren bij gemeente. Geldvordering in kort geding. Onvoldoende spoedeisend belang. Onvoldoende aannemelijk dat huidige tarieven onrechtmatig zijn. Bestaan geldvordering daarmee onvoldoende aannemelijk. Groot restitutierisico. Vorderingen worden afgewezen.
ECLI:NL:RBLIM:2021:2493
Wmo 2015. Maatwerkvoorziening ondersteuning. Aanvankelijk “arrangement 9” in de vorm van Zorg in Natura geïndiceerd, in bezwaar concreet aantal uren. Aard en omvang van de aan eiseres toegekende ondersteuning is voldoende concreet gemaakt. De beroepsgrond dat er te weinig uren zijn geïndiceerd slaagt niet, omdat voldoende gemotiveerd is waarom er geen aanvullende uren zijn geïndiceerd voor wandelen of winkelen. Als het aantal geïndiceerde uren in het verleden niet daadwerkelijk ten behoeve van eiseres is ingezet, kan dat niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt immers het bestreden besluit waarbij een aantal uren geïndiceerd is. De uitvoering de maatwerkvoorziening door de zorgaanbieder kan door de bestuursrechter niet worden getoetst. Beroep ongegrond. Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn (in bezwaarfase).
ECLI:NL:RBLIM:2021:2128
Hoewel in algemene zin onvoldoende twijfel bestaat over de deskundigheid van de huidige begeleider van eisers, heeft het college terecht de voorwaarde gesteld van instroom van gespecialiseerde zorgverleners naast de huidige begeleider. Voldoende gemotiveerd dat er sprake is van stilstand in de ontwikkeling van eisers en dat de geleverde zorg niet meer volledig aan de kwaliteitseisen voldoet, omdat er naast de huidige zorg een ander soort professionaliteit noodzakelijk is. Beroep ongegrond.
ECLI:NL:RBLIM:2021:2310
Aanbesteding door middel van een zogenaamde “open houseprocedure” van op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet te verlenen zorg. Door administratieve vergissing schrijft eiseres te laat in. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beroep van de gemeente Maastricht op de termijnoverschrijding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
Geen sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Ook al is slechts één gemeente (de gemeente Maastricht, als penvoerende gemeente van een samenwerkingsverband van een zestal gemeenten) gedagvaard, de veroordeling van één gemeente zonder gelijkluidende veroordeling van andere gemeenten leidt niet tot enig executieprobleem of ander juridisch relevant probleem.
De voorzieningenrechter oordeelt ten overvloede dat het in het onderhavige geval niet aangaat dat een redelijk bekwaam en redelijk handelende overheidsinstantieberoep een beroep doet op de niet-ontvankelijkheid wegens de beweerde processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit beroep levert dan ook strijd met een goede procesorde op.
Jeugdwet
ECLI:NL:RBOBR:2021:1007
Jeugdwet. Aanvraag jeugdhulp voor jong meisje met het syndroom van Down. Early Intervention of Kleine stapjes methode. De rechtbank volgt niet het standpunt van het college dat de verzochte jeugdhulp preventief en daarmee niet noodzakelijk zou zijn. De rechtbank wijst er op dat ook het CIZ, in het kader van de Awbz, dat standpunt niet heeft, omdat een ontwikkelingsachterstand al bij de geboorte van kinderen met het syndroom van Down bestaat. Ook het standpunt dat de ouders hadden moeten onderzoeken of er nog andere mogelijkheden of middelen waren die een oplossing kunnen bieden, volgt de rechtbank niet. Het ligt op de weg van het college om te onderzoeken of er andere mogelijkheden of middelen zijn om aan de hulpvraag te voldoen. Er zijn geen eerstelijnsvoorzieningen bekend voor kinderen met het syndroom van Down. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden in het vertragen van de stagnatie in de ontwikkeling. Ook het standpunt van het college dat de aanvraag voor een jeugdhulpvoorziening betrekking heeft op gebruikelijke hulp wordt niet gevolgd. Nog afgezien van de omstandigheid dat gebruikelijke hulp niet een term is die in de Jw is genoemd en het nog maar de vraag is of een afwijzing gerelateerd aan gebruikelijke hulp past binnen de criteria van artikel 2.3 van de Jw, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het Protocol gebruikelijke hulp ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. De methode Kleine Stapjes is niet zozeer bedoeld voor volledige verzorging en begeleiding van kinderen met het syndroom van Down, maar de methode voorziet in deskundige begeleiding van de ouders bij hun opvoedkundige taken. Het gaat dus niet om naar algemeen aanvaarde maatstaven gebruikelijke hulp, als bedoeld in het Protocol gebruikelijke zorg. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid dan dat de verzochte jeugdhulpvoorziening wordt toegekend. Omdat het college de gelegenheid moet krijgen om de omvang en duur van de jeugdhulpvoorziening vast te stellen, ziet de rechtbank geen aanleiding om, zelf in de zaak voorziend, de jeugdhulpvoorziening zelf toe te kennen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en geeft het college de opdracht een nieuw besluit te nemen.
ECLI:NL:CRVB:2021:510
Medewerking aan onderzoek naar behoefte aan jeugdhulp.
De rechtbank heeft een besluit waarbij een aanvraag om jeugdhulp is afgewezen, vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het college heeft vervolgens in een nieuw besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd op de grond dat appellant niet aan onderzoek door het ingeschakelde bureau K. heeft willen meewerken. Gebleken is dat de ouders niet hebben willen meewerken aan een onderzoek door dit bureau, omdat, aldus de ouders, het bureau onnodig verdere diagnostiek bij de leden van het gezin wilde doen om de draagkracht verder in te schatten. De gevolgtrekking kan geen andere zijn dan dat de ouders niet hebben willen meewerken aan het door het college gelaste onderzoek, dat conform de door de rechtbank gegeven opdracht is. Medewerking aan dit onderzoek was redelijkerwijs nodig ter uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 8.1.2, derde lid van de Jw. Als gevolg van het niet meewerken heeft het college de behoefte aan jeugdhulp niet kunnen vaststellen.
ECLI:NL:RBLIM:2021:2310
Aanbesteding door middel van een zogenaamde “open houseprocedure” van op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet te verlenen zorg. Door administratieve vergissing schrijft eiseres te laat in. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beroep van de gemeente Maastricht op de termijnoverschrijding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
Geen sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Ook al is slechts één gemeente (de gemeente Maastricht, als penvoerende gemeente van een samenwerkingsverband van een zestal gemeenten) gedagvaard, de veroordeling van één gemeente zonder gelijkluidende veroordeling van andere gemeenten leidt niet tot enig executieprobleem of ander juridisch relevant probleem.
De voorzieningenrechter oordeelt ten overvloede dat het in het onderhavige geval niet aangaat dat een redelijk bekwaam en redelijk handelende overheidsinstantieberoep een beroep doet op de niet-ontvankelijkheid wegens de beweerde processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit beroep levert dan ook strijd met een goede procesorde op.
ECLI:NL:RBOBR:2021:1171
Korte samenvatting: Kort geding. Artikel 2.11 en 2.12 Jeugdwet. Vordering zorgaanbieder om tijdelijk hogere zorgtarieven te mogen declareren bij gemeente. Geldvordering in kort geding. Onvoldoende spoedeisend belang. Onvoldoende aannemelijk dat huidige tarieven onrechtmatig zijn. Bestaan geldvordering daarmee onvoldoende aannemelijk. Groot restitutierisico. Vorderingen worden afgewezen.
Wet langdurige zorg (Wlz)
ECLI:NL:CRVB:2021:727
Bij afzonderlijke besluiten ‘resultaat administratief onderzoek’ heeft het zorgkantoor de besteding van de pgb’s van appellanten (een tweeling) voorlopig afgekeurd. Zoals het zorgkantoor ter zitting van de Raad heeft erkend hebben de bij bestreden besluiten 1 en 2 gehandhaafde besluiten ‘resultaat administratief onderzoek’ geen wettelijke grondslag. Dit betekent dat deze besluiten niet genomen hadden mogen worden. Ten behoeve van de rechtsontwikkeling en duidelijkheid en met uitdrukkelijke instemming van partijen zal de Raad in dit specifieke geval het hoger beroep mede gericht achten tegen bestreden besluiten 3 en 4 en de beroepen tegen die besluiten beoordelen. Bij bestreden besluiten 3 en 4 heeft het zorgkantoor de pgb’s voor het jaar 2017 lager vastgesteld dan de bij de verlening bepaalde bedragen, onder meer op de grond dat zij niet hebben voldaan aan de aan het pgb verbonden verplichting uit artikel 5.18, aanhef en onder d, van de Rlz. Volgens het zorgkantoor moet artikel 5.18, aanhef en onder d, van de Rlz aldus worden begrepen dat een zorgverlener niet meer dan veertig uur per week zorg mag verlenen, ongeacht of deze zorg aan één of meer budgethouders wordt verleend. Met appellanten volgt de Raad dit standpunt van het zorgkantoor niet. De besluiten 3 en 4 berusten niet op een deugdelijke grondslag. De Raad voorziet zelf door de besluiten te herroepen en de pgb’s voor het jaar 2017 vast te stellen.
ECLI:NL:RBROT:2021:2301
Wlz. Afkeuren van een zorgovereenkomst is een besluit. De zorgovereenkomst is ten onrechte afgekeurd op grond van de mogelijkheid van belangenverstrengeling bij de combinatie van wettelijk vertegenwoordiger en zorgverlener.
ECLI:NL:RBROT:2021:1902
Vordering van een zorgkantoor op zorgverleners. Is er meer zorg gedeclareerd dan er is geleverd en kwalificeert de geleverde zorg als passende kwalitatieve zorg in het kader van de Wlz? Onrechtmatige daad, derdenbeding, ongerechtvaardigde verrijking, cessie, rechtsverwerking, tekortkoming in de nakoming van de zorgovereenkomst.
Subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch specialistische zorg (SOIT)
ECLI:NL:RVS:2021:507
Bij besluit van 2 mei 2018 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de subsidie in het kader van de Subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch specialistische zorg op nihil vastgesteld en een bedrag van € 80.000,00 aan voorschotten teruggevorderd. [wederpartij] was werkzaam als vrijgevestigd medisch specialist in het St. Jansdal Ziekenhuis te Harderwijk. Per 1 januari 2015 is [wederpartij] in loondienst van het ziekenhuis gaan werken. Op 17 februari 2015 heeft het St. Jansdal Ziekenhuis namens [wederpartij] een subsidieaanvraag ingediend op grond van de SOIT. Op 15 september 2015 is aan [wederpartij] een subsidie verleend van maximaal € 100.000,00 als gedeeltelijke tegemoetkoming voor de lasten van de overstap van vrijgevestigd medisch specialist naar medisch specialist in loondienst. Per 1 mei 2017 is [wederpartij] bij de Isala Klinieken gaan werken, eerst in loondienst en per 1 november 2017 weer als vrijgevestigd medisch specialist.
Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo)
ECLI:NL:RBLIM:2021:2542
Artikel 7:460 BW, Richtlijn KNMG Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst,
opzegging behandelingsovereenkomst door zorginstelling, klinische behandelplaats, onheus of agressief gedrag, geweldsincident, de patiënt wil niet meewerken aan de behandeling.
ECLI:NL:RBDHA:2021:2579
Kort geding. De echtgenoot van eiseres sub 1 wordt op de IC behandeld, onder meer met kunstmatige beademing, als gevolg van een covid-19 infectie. Eisers vorderen voortzetting van de medische behandeling. De behandelend artsen en artsen van drie andere ziekenhuizen, achten de patiënt te slecht voor een longtransplantatie. Voortzetting van de medische behandeling is medisch zinloos en in strijd met de voor de artsen van gedaagde geldende professionele standaard en leidt volgens de artsen enkel tot verlenging van het lijden van de patiënt. De vordering wordt daarom afgewezen.
Zie hier in ons nieuwsbericht een toelichting op deze uitspraak
Contractering overig
ECLI:NL:GHSHE:2021:749
Overeenkomst met betrekking tot het verstrekken van medische hulpmiddelen. Vergoedingen door hulpmiddelenleverancier uitbetaald op basis van ingediende en goedgekeurde declaraties. Na het overhevelen onderneming naar andere vennootschap in verband met financiële problemen, heeft leverancier de vergoedingen aan andere vennootschap uitbetaald. Na enige tijd is afgesproken deze gang van zaken te corrigeren. Volgt hieruit verplichting voor leverancier om vergoedingen nogmaals uit te betalen? Uitleg afspraak in het licht van de omstandigheden. Wanordelijke administratie failliete vennootschappen is geen reden om stelplicht en bewijslast van curator te verlichten.
ECLI:NL:RBROT:2021:1994
Afwijzing vordering ex artikel 2:343 BW (gedwongen overname aandelen). Eisende partij heeft contractuele verplichting om aandelen aan te bieden geschonden.
Vernietiging arbitraal vonnis Scheidsgerecht Gezondheidszorg
ECLI:NL:GHARL:2021:2530
Vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis, gewezen door Scheidsgerecht voor de Gezondheidszorg. Onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een van de gronden van artikel 1065 lid 1 onder c, d of e Rv. Vordering wordt afgewezen.
Privacy
ECLI:NL:RBAMS:2021:1140
Handhavingsverzoek, Wbp, digitale declaratie, doelbinding (in relatie tot marketingdoeleinden), ongeautoriseerde toegang tot persoonsgegevens, bewerkers, medisch beroepsgeheim, redelijke termijn.