Home Loeiende sirene (of toch niet)?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Loeiende sirene (of toch niet)?

Een patiënte wordt door de huisarts gezien vanwege uiteenlopende klachten. De huisarts schrijft antibiotica voor. In de loop van de dag nemen de klachten van de patiënte toe; zij valt steeds weg en is niet of nauwelijks aanspreekbaar. Uiteindelijk wordt de patiënte laat op de avond door een kennis naar de Spoed Eisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis gebracht. Bij onderzoek worden geen afwijkingen gevonden. De patiënte wordt in de vroege ochtend naar huis gezonden.

De dag van thuiskomst belt de dochter van de patiënte met een andere huisartsenpraktijk. De patiënte valt opnieuw steeds weg, reageert nergens meer op en ligt bewegingsloos op de grond. Door de dienstdoende huisarts wordt per direct een ambulance opgeroepen.

Het ambulancepersoneel – een chauffeur, een verpleegkundige in opleiding en een begeleidend verpleegkundige – rijdt met spoed naar het huis van de patiënte, waar zij haar op de grond aantreffen.

De hulpverleners vermoeden dat er sprake is van een maag-darmontsteking. Omdat een indicatie voor andere oorzaken van de klachten ontbreekt, meent het ambulancepersoneel (na overleg met waarnemend huisarts) dat het niet noodzakelijk is om de patiënte naar het ziekenhuis te vervoeren.

In de loop van de avond meldt de patiënte zich met verergerde klachten bij de huisartsenpost. Vanuit de huisartsenpost wordt de patiënte direct doorgestuurd naar de SEH van het ziekenhuis. De dag daarna wordt de patiënte overgeplaatst naar de Intensive Care, alwaar zij in de ochtend overlijdt. Er wordt geen obductie verricht.

De echtgenoot en de dochter van de patiënte dienen een klacht in bij het tuchtcollege tegen de begeleidend ambulanceverpleegkundige.

Het verwijt luidt dat de verpleegkundige onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de gezondheidstoestand van de patiënte en haar ten onrechte niet naar het ziekenhuis heeft vervoerd voor specialistische hulp.

De klacht tegen de ambulanceverpleegkundige wordt in twee instanties afgewezen. De verpleegkundige heeft een anamnese afgenomen, lichamelijk onderzoek verricht en een ECG (hartfilmpje) gemaakt. Hieruit kwamen geen serieuze afwijkingen naar voren. Verder heeft de verpleegkundige gesproken met de dochter van de patiënte, van wie hij te horen kreeg dat de patiënte zeven uur eerder op de SEH volledig was nagekeken en dat daarbij (ook) geen verontrustende afwijkingen waren gevonden.

Het tuchtcollege merkt nog wel op dat het in dit specifieke geval beter zou zijn geweest als de verpleegkundige grondiger had doorgevraagd naar de medische voorgeschiedenis van de patiënte. Dit maakt echter niet dat er sprake is van een tekortkoming die tuchtrechtelijk verwijtbaar is, aldus het tuchtcollege.

Deze uitspraak benadrukt, dat het bij het beantwoorden van de vraag of een zorgverlener aan zijn of haar zorgplicht heeft voldaan het er niet om gaat of het handelen (achteraf bezien) anders of zelfs beter had gekund. Waar het bij de tuchtrechtelijke toetsing om gaat is, of de hulpverlener gezien de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met wat toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard, binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Pas dus op voor hindsight bias!

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven