Sterilisatie zonder informed consent in strijd met Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
In een uitspraak van 20 september 2022 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) geoordeeld dat het steriliseren van een vrouw, ook al was daar mogelijk een medische noodzaak toe, zonder informed consent een schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), specifiek artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging privé-, familie- en gezinsleven), betreft.
Casus
In augustus 2008 ondergaat een vrouw een spoedkeizersnede in verband met complicaties tijdens de zwangerschap. Tijdens de operatie blijkt haar baarmoeder te zijn gescheurd. Het medisch team van artsen wordt met spoed bijeen geroepen en de artsen besluiten tot behoud van de baarmoeder en de scheur wordt gehecht. Door de eerdere ingrepen die de vrouw heeft moeten ondergaan en door onderhavige chirurgische ingreep bestaat er een risico dat de baarmoeder bij een toekomstige zwangerschap opnieuw zal scheuren. Nu dit levensbedreigend kan zijn voor de vrouw, besluiten de artsen om de linker eileider van de vrouw af te sluiten (sterilisatie). Gevolg hiervan is dat een zwangerschap in de toekomst alleen nog mogelijk is via in-vitrofertilisatie (bevruchting ontstaan buiten het lichaam). De vrouw is het niet eens met de handelwijze van de artsen, stelt dat zij nimmer toestemming heeft gegeven voor sterilisatie en start een procedure. Zij claimt een vergoeding van immateriële schade.
Nationale rechter
De rechtbank gelast een deskundigenonderzoek ter beoordeling van de vraag of de medische behandeling in lijn met de daarvoor geldende richtlijnen en protocollen is uitgevoerd. De deskundigen oordelen dat de operatie in lijn met de bestaande normen is uitgevoerd, met uitzondering van het ontbreken van de toestemming van de vrouw (informed consent). De deskundigen oordelen evenwel dat de ingreep, gelet op de medische noodzaak, ook zonder de toestemming gerechtvaardigd was. Voor een schadevergoeding is volgens de deskundige geen ruimte. Van gezondheidsschade is immers geen sprake nu de seksuele functie niet is aangetast en zwanger worden mogelijk is via in-vitrofertilisatie, aldus de deskundigen. De nationale rechter sluit zich bij het oordeel van de deskundige aan en voegt daaraan toe dat de sterilisatie is uitgevoerd als uitbreiding van de keizersnede, waarmee de vrouw heeft ingestemd, en daarmee valt onder ‘the expansion of the scope of the operation’. De nationale rechter wijst de schadeclaim van de vrouw af. In hoger beroep houdt dit oordeel stand.
EHRM
De vrouw kan zich niet vinden in het oordeel van de nationale rechter en wendt zich tot het EHRM. Zij stelt dat de sterilisatie zonder haar toestemming is uitgevoerd en dat dit een schending betreft van artikel 3 EVRM (verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling) en van artikel 8 EVRM (eerbiediging privé, familie- en gezinsleven).
Het EHRM gaat niet mee in de stelling dat sprake zou zijn van schending van artikel 3 EVRM. De artsen hebben immers niet te kwader trouw gehandeld en hebben evenmin met de bedoeling gehandeld haar te mishandelen of te vernederen. Het EHRM oordeelt dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar klacht voor wat betreft schending van artikel 3 EVRM.
Voor wat betreft de klacht met betrekking tot artikel 8 EVRM oordeelt het EHRM evenwel anders: daar is naar het oordeel van het EHRM wel sprake van. Het EHRM overweegt daartoe in de eerste plaats dat de keuze van medische zorg en de instemming met een medische behandeling onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM vallen. Het Hof gaat evenwel niet mee met het oordeel van de nationale rechter dat de sterilisatie valt onder “the expansion of the scope of the operation” en zij dus met de sterilisatie zou hebben ingestemd. Het EHRM overweegt daartoe in de tweede plaats dat sterilisatie geen standaard routinematige ingreep is bij een keizersnede of andere medische ingreep, tenzij de patiënt daarvoor uitdrukkelijk, vrij en geïnformeerd toestemming heeft gegeven. Daar is hier geen sprake van. De enige uitzondering op deze verplichting van informed consent is als zich een noodsituatie voordoet, welke de medische ingreep noodzakelijk maakt en waarbij instemming van de patiënt niet kan worden afgewacht. Het EHRM legt dat in casu de medische noodsituatie de gescheurde baarmoeder was. Die was gehecht. Het levensbedreigende aspect, namelijk het risico bij een toekomstige zwangerschap op het opnieuw scheuren van de baarmoeder, betrof evenwel geen directe dreiging. Instemming van de vrouw had, met andere woorden, kunnen worden afgewacht en dat is niet gebeurd.
Naar het oordeel van het EHRM is de vrouw derhalve wel degelijk aangetast in haar privé- en gezinsleven en heeft zij wél schade, namelijk aantasting van de lichamelijke integriteit nu haar voorgoed de kans op een natuurlijke zwangerschap is ontnomen. De nationale rechters hebben de vrouw onvoldoende mogelijkheden tot verhaal van haar schade gegeven, aldus het EHRM. De conclusie is dat artikel 8 EVRM is geschonden en het EHRM kent aan de vrouw een immateriële schadevergoeding toe van € 7.500,00.