Home UWV niet verplicht van huisarts verkregen medisch informatie te wissen

UWV niet verplicht van huisarts verkregen medisch informatie te wissen

De Rechtbank Limburg heeft recent geoordeeld over dat het UWV niet gehouden was de van een huisarts verkregen medische gegevens betreffende een persoon (hierna: eiseres) die een (hernieuwde) aanvraag tot een WIA-uitkering had ingediend, te wissen overeenkomstig artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensverstrekking (hierna: AVG).

De zaak
Nadat het UWV het recht van eiseres op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in 2020 heeft beëindigd heeft eiseres vanwege met name een toename van psychische klachten op 6 november 2020 opnieuw een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Deze aanvraag is bij besluit van 17 juni 2020 afgewezen.

Naar aanleiding van een bezwaar van eiseres gericht tegen die afwijzing heeft de verzekeringsarts van het UWV bij brief van 29 juni 2021 informatie opgevraagd bij de behandelend psychologe van eiseres. Voorafgaande aan dat verzoek om informatie heeft eiseres een machtiging ten behoeve van het uitwisselen van medische gegevens getekend, waarbij toestemming is gegeven voor het uitwisselen van gegevens over diagnose, behandelplan en resultaat van de behandelingen en is aangeven dat uitwisseling van de gegevens in uitgewerkte vorm schriftelijk of telefonisch zal plaatsvinden. In de brief van 29 juni 2021 schetst de verzekeringsarts de procedure tot aan dat moment, zijn bevindingen en verwijst hij naar een huisartsenjournaal van de (voormalig) huisarts van eiseres en de traumatische life events die hierin staan vermeld.

Het huisartsenjournaal waarnaar wordt verwezen door de verzekeringsarts heeft het UWV ontvangen op 24 november 2019 in verband met een eerdere herbeoordeling in het kader van de Wet WIA. Voorafgaande aan de ontvangst van die gegevens heeft eiseres op 21 oktober 2019 eveneens een machtiging uitwisseling gegevens getekend. In deze machtiging is toestemming gegeven aan de bij die beoordeling betrokken verzekeringsarts om informatie uit te wisselen met de huisarts over gordelroos, psychische klachten en rugklachten waarbij eveneens is aangegeven dat de uitwisseling in uitgewerkte vorm schriftelijk of telefonisch zal plaatsvinden.

De verzekeringsarts heeft vervolgens in een brief aan de huisarts van eiseres, onder vermelding van de anamnese waaronder psychische klachten, gevraagd i) wat volgens de huisarts de problemen zijn, ii) wat het resultaat of de uitslag van het onderzoek van de huisarts is, iii) welke diagnose(s) er werd(en) gesteld, iv) welke behandeling werd of wordt ingesteld, v) hoe het verloop van de klachten is geweest in het afgelopen jaar en vi) welke opmerkingen de huisarts nog van belang vindt voor de beoordeling van de verzekeringsarts.

Bij brief van 24 november 2019 heeft de huisarts informatie verstrekt bestaande uit (een groot aantal) journaalregels uit het medisch dossier van eiseres en brieven/rapportages uit respectievelijk 2015 en 2016 van de (destijds) behandelende psychiater van eiseres.

Verzoek aan UWV
Eiseres vraagt op 9 december 2021 verwijdering van deze brief van haar huisarts en de daarbij meegestuurde brieven/rapportages van de behandelaar. Dit omdat de huisarts, gelet op de door haar gegeven machtiging, naar haar mening te veel informatie heeft verstrekt aan het UWV. Dat de huisarts te veel informatie heeft verstrekt blijkt ook uit een uitspraak van de Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer Zuid (hierna: geschilleninstantie) waaruit volgt dat een klacht van eiseres hierover gegrond is verklaard.

Daarnaast vraagt eiseres verwijdering van voormelde brief van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 juni 2021 omdat in deze brief melding wordt gemaakt van de door de huisarts onrechtmatig verstrekte gegevens zonder dat hiervoor een machtiging is gegeven.

Bij brief van 8 maart 2022 verzoekt eiseres tevens om een immateriële schadevergoeding op grond van artikel 82 van de AVG.

Standpunt UWV
Het UWV heeft het verzoek afgewezen – kort gezegd – omdat zij op grond van de op haar rustende wettelijk taak de gegevens rechtmatig heeft verkregen en verwerkt en op grond van de Archiefwet de verplichting heeft om deze gegevens te bewaren.

Oordeel van de rechtbank
Het verzoek om verwijdering van persoonsgegevens van eiseres moet worden aangemerkt als een verzoek om wissing van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de AVG. Dat artikel bepaalt dat de betrokkene het recht heeft op wissing – onder meer – wanneer de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt of de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt.

Tussen partijen is niet in geschil dat het UWV – onder meer – als wettelijke taak heeft het verstrekken van uitkeringen aan verzekerden die wegens werkeloosheid, ziekte of zwangerschap (tijdelijk) niet kunnen werken. In het kader van deze taak verwerkt het UWV persoonsgegevens, waaronder medische gegevens. Zonder deze gegevens kan het UWV haar wettelijke taken niet goed uitvoeren en haar besluiten niet deugdelijk en overtuigend motiveren. Met uitdrukkelijke toestemming van betrokkene kan het UWV ook medische gegevens bij zorgverleners van betrokkene opvragen en verwerken.

De rechtbank stelt vast dat eiseres zowel een machtiging voor de uitwisseling van gegevens met de huisarts als een machtiging voor de uitwisseling van gegevens met haar psycholoog heeft ondertekend. Deze machtigingen zijn ruim geformuleerd en op grond daarvan heeft het UWV naar het oordeel van de rechtbank op juiste wijze informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en vervolgens ontvangen. De omstandigheid dat de geschilleninstantie kennelijk heeft geoordeeld dat de huisarts de machtiging te ruim heeft opgevat en het vanwege de arts-patiënt relatie met eiseres op de weg van de huisarts had gelegen om voorafgaande aan het verstrekken van de informatie bij eiseres te verifiëren of zij zich hierin kon vinden kan, wat daar ook van zij, niet leiden tot het oordeel dat het UWV die gegevens ook onrechtmatig heeft verkregen.

Daarnaast heeft eiseres in dit kader ook niet (althans onvoldoende) betwist dat de ontvangen gegevens zijn gebruikt voor het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de door haar aangevraagde WIA-uitkering en de beoordeling van het door haar ingediende bezwaar en beroep tegen het besluit van het UWV op die aanvraag. Voorgaande betekent dat het verwerken van de op eiseres betrekking hebbende persoonsgegevens, onder meer neergelegd in de brief van de huisarts, nodig waren voor het UWV om te voldoen aan een op haar rustende wettelijke verplichting, waarmee is voldaan aan artikel 6, eerste lid, onder c, van de AVG en dat deze gegevens dus rechtmatig door het UWV zijn verwerkt.

De plicht voor het UWV om deze gegevens vervolgens in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren volgt uit artikel 3 van de Archiefwet 1995. Het recht op wissing van persoonsgegevens geldt op grond van artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG niet, zolang de bewaartermijn nog niet is afgelopen, mits de gegevens aanvankelijk rechtmatig zijn verwerkt.

Uit artikel 5 van de Archiefwet 1995 volgt de verplichting om een Selectielijst op te stellen. In de Selectielijst van het UWV staan verschillende bewaartermijnen voor de documenten die het UWV gebruikt ter uitvoering van verschillende taken. Alle taken en activiteiten op het gebied van medische en arbeidsdeskundige beoordelingen vallen onder categorie 5 van deze Selectielijst. De rechtbank stelt vast de daarin opgenomen bewaartermijn nog niet is verstreken. Nu de brieven waarvan eiseres wissing vraagt worden bewaard in verband met de uitoefening van een in de Selectielijst genoemde taak en de verplichting om te bewaren op een wettelijke grondslag berust, heeft het UWV zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat zij niet gehouden was om de brieven van de huisarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dan wel de daarin opgenomen persoonsgegevens, te verwijderen.

Ook het verzoek van eiseres tot vergoeding van immateriële schadevergoeding op grond van artikel 82 van de AVG wordt afgewezen. Om voor schadevergoeding in aanmerking te komen moet worden voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden: er moet sprake zijn van een schending van de AVG, er moet (im)materiële schade zijn en er moet een causaal verband bestaan tussen de schade en de inbreuk. Zoals uit voorgaande volgt is de verwerking van de persoonsgegevens van eiseres door het UWV naar het oordeel van de rechtbank niet onrechtmatig. Er is geen sprake van een schending van de AVG door het UWV. Dat betekent dat eiseres geen aanspraak kan maken op schadevergoeding.

Reflectie
De uitspraak lezende lijkt het klip en klaar dat het UWV geen gevolg hoefde te geven aan het verzoek om wissing. Zo evident is dat m.i. echter niet. De rechtbank gaat wel erg gemakkelijk voorbij aan de vraag of de huisarts in strijd met de machtiging heeft gehandeld en daarmee zowel het medisch beroepsgeheim als de AVG heeft geschonden en welke consequenties daaraan in redelijkheid dan wellicht verbonden zouden moeten kunnen worden in relatie tot de beoordeling of het UWV de gegevens wel rechtmatig heeft verkregen. Daarbij is van belang dat in de machtiging kennelijk enkel toestemming was gegeven aan de bij die beoordeling betrokken verzekeringsarts om informatie uit te wisselen met de huisarts over gordelroos, psychische klachten en rugklachten waarbij eveneens is aangegeven dat de uitwisseling in uitgewerkte vorm schriftelijk of telefonisch zal plaatsvinden, zonder dat hierbij ook toestemming was gegeven aan de huisarts om gegevens aan de verzekeringsarts van het UWV te verstrekken. Het oordeel van de geschillencommissie dat de huisarts daartoe zonder toestemming van eiseres helemaal niet had mogen overgaan, lijkt dan ook juist te zijn.

De overweging van de rechtbank dat het oordeel van de geschilleninstantie dat de huisarts de machtiging te ruim heeft opgevat en het vanwege de arts-patiënt relatie met eiseres op de weg van de huisarts had gelegen om voorafgaande aan het verstrekken van de informatie bij eiseres te verifiëren of zij zich hierin kon vinden, per definitie niet kan leiden tot het oordeel dat het UWV die gegevens ook onrechtmatig heeft verkregen, is in dat licht nogal kort door de bocht. De vraag die de rechtbank onbeantwoord laat is of het voor de verzekeringsarts van het UWV, gezien het feit dat hij bekend was met de machtiging, kenbaar was dat de huisarts zelf geen machtiging had om gegevens te delen en zo het medisch beroepsgeheim en de AVG schond.

Ook blijft in de uitspraak onderbelicht of het voor het UWV kenbaar was dat de huisarts mogelijk meer informatie verstrekte dan waarop de machtiging precies zag. De vraag die gelet op de tekst van de machtiging (nl. toestemming aan de bij die beoordeling betrokken verzekeringsarts om informatie uit te wisselen met de huisarts over gordelroos, psychische klachten en rugklachten) daarbij kan worden gesteld is of de verzekeringsarts dan rechtmatig handelt als hij informatie ontvangt (uitwisselen veronderstelt een verstrekker en een ontvangen) waarvan hij weet dat hiertoe geen machtiging was verstrekt.

Hoe redelijk het is dat het UWV gegevens blijft verwerken waarvan zij weet, zelfs al is het retrospectief, dat zij deze gegevens niet had mogen verkrijgen? Want daar komt deze uitspraak feitelijk wel op neer.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven