AP hoeft niet handhavend op te treden tegen het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: het RTC) heeft op 23 december 2019 uitspraak gedaan naar aanleiding van een klacht van een klager over een psychiater van het Radboud Universiteit Medisch Centrum. Klager meent dat het Radboud UMC en de psychiater in 2012 onjuiste persoonsgegevens van hem hebben verwerkt door (o.a.) het verwerken van onjuiste indrukken, meningen en conclusies van derden in het kader van een hetero-anamnese en sindsdien ten onrechte weigeren deze te corrigeren. Het RTC heeft de klacht als ongegrond afgewezen waarbij klager erop is gewezen dat hij zijn standpunt dat sprake is van onjuiste medische gegevens aan zijn medisch dossier had kunnen laten toevoegen, zoals hem ook door de psychiater is aangeboden.
Hangende de procedure bij het RTC, heeft klager ook een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in verband met de door hem ervaren schending van zijn correctierecht onder de Algemene Verordening gegevensbescherming (AVG) door het Radboud UMC. De AP heeft de klacht afgewezen en heeft vervolgens ook het bezwaar ongegrond verklaard. Zowel de rechtbank Den Haag als de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben het oordeel van de AP bekrachtigd en – (opnieuw) bevestigd dat het correctierecht als bedoeld in artikel 16 AVG niet bedoeld is om indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies waarmee een betrokkene zich niet kan verenigen te corrigeren of verwijderen. Bovendien moeten de te corrigeren onjuistheden in persoonsgegevens eenvoudig en objectief zijn vast te stellen.
Klager heeft het vervolgens over een andere boeg gegooid en heeft zijn pijlen gericht op het RTC. Hij heeft bij de AP een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het RTC, met de stelling dat het RTC in haar uitspraak feitelijke onjuistheden heeft verwerkt op een met een onafhankelijke, objectieve uitspraak onverenigbare wijze.
Het mag klager niet baten. De AP ziet geen aanleiding om handhavend op te treden tegen het RTC, in het bijzonder omdat niet kan worden gesproken over onjuiste persoonsgegevens alleen omdat sprake is van indrukken, meningen en conclusies waarmee een betrokkene het niet eens is. Alleen als sprake is van eenvoudig en objectief vast te stellen onjuistheden kan worden gesproken van onjuiste persoonsgegevens als bedoeld in de AVG.
Nog altijd is klager niet overtuigd en hij stelt beroep in bij de rechtbank Den Haag.
De rechtbank stelt eerst vast dat hoewel medische dossiers persoonsgegevens kunnen bevatten, dit niet betekent dat de medische analyses in het dossier waar eiser zich niet mee kan verenigen op zichzelf ook kunnen worden aangemerkt als een persoonsgegeven. Uit vaste rechtspraak volgt namelijk dat medische analyses niet kunnen worden aangemerkt als persoonsgegevens. Dit betekent niet dat medische analyses nooit persoonsgegevens kunnen bevatten, want medische analyses kunnen zijn gebaseerd op persoonsgegevens zoals leeftijd of het voorgeschreven medicijngebruik van de betrokkene. Alleen als dergelijke persoonsgegevens onjuist zijn, bestaat aanleiding om dat overeenkomstig de AVG te corrigeren.
Voor correctie is wel vereist dat de onjuistheden eenvoudig en objectief zijn vast te stellen. Niet is aangetoond dat de uitspraak van het RTC eenvoudig en objectief vast te stellen fouten in de persoonsgegevens bevat. Het had op de weg van klager gelegen om in beroep te gaan bij het RTC als hij het niet eens was met de uitspraak.
Lessen voor de praktijk:
- het correctierecht van artikel 16 AVG is alleen toepasbaar om onjuistheden in persoonsgegevens te herstellen die eenvoudig en objectief zijn vast te stellen;
- medische analyses kunnen niet worden aangemerkt als persoonsgegevens;
- medische analyses kunnen zijn gebaseerd op persoonsgegevens en als dergelijke persoonsgegevens onjuist zijn, bestaat aanleiding om die overeenkomstig de AVG te corrigeren.
