Home Werkgevers opgelet: het niet schriftelijk aanzeggen dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd kan je duur komen te staan

Werkgevers opgelet: het niet schriftelijk aanzeggen dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd kan je duur komen te staan

De Hoge Raad heeft in haar beschikking van 7 oktober 2022 bevestigd dat het niet voldoen aan de schriftelijkheidseis van de aanzegverplichting een aanzegvergoeding rechtvaardigt. Dat het de werknemer (wegens een mondelinge aanzegging) duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet en/of de werknemer geen nadeel heeft geleden aan het niet schriftelijk aanzeggen doen daar niet aan af.

De aanzeggingsverplichting ex artikel 7:668 lid 1 BW
De werkgever is verplicht uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd van rechtswege eindigt de werknemer schriftelijk te informeren (a) over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en (b) bij voortzetting, onder de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten (artikel 7:668 lid 1 BW). Wanneer de werkgever deze verplichting niet is nagekomen, is hij aan de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon van één maand (de aanzegvergoeding, artikel 7:668 lid 3 BW).

Situatieschets
In onderhavige situatie was werknemer op 1 mei 2019 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij werkgever. Op 30 oktober 2019 deelde de directeur aan werknemer in een gesprek mee dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2019 niet werd verlengd. Het was voor werknemer duidelijk dat de arbeidsovereenkomst niet werd voortgezet. Werknemer is daarop gaan zoeken naar een nieuwe baan en heeft ook aansluitend per 1 december 2019 een nieuwe baan gevonden.

Geschil
Werknemer en werkgever verschilden van mening over of werkgever aan werknemer een aanzegvergoeding was verschuldigd. Werknemer stelde zich op het standpunt dat werkgever de aanzeggingsverplichting had geschonden, nu niet schriftelijk aan hem was medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, en vorderde derhalve van werkgever een aanzegvergoeding (gelijk aan loon over één maand). Werkgever stelde zich op het standpunt dat het voor werknemer duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, dat de mededeling tijdig was gedaan en dat werknemer, nu hij reeds een nieuwe baan had gevonden, geen enkel nadeel had ondervonden van het niet schriftelijk aanzeggen van het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Werkgever keerde geen aanzegvergoeding uit aan werknemer.

Uitspraak kantonrechter
In eerste aanleg verzocht werknemer de kantonrechter om werkgever te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding ter hoogte van één maandsalaris. De kantonrechter wees het verzoek af. De kantonrechter overwoog daarbij dat de aanzegging helder en ondubbelzinnig was medegedeeld en werknemer daar ook naar heeft gehandeld. Een aanzegvergoeding was derhalve niet op zijn plaats.

Uitspraak gerechtshof
Het gerechtshof vernietigde de beschikking in hoger beroep. Het gerechtshof overwoog daarbij dat werkgever niet kan bewijzen dat er een schriftelijke aanzegging is overhandigd/verzonden en dat betaling van de aanzeggingsvergoeding, in casu, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Werkgever werd derhalve veroordeeld tot betaling van de aanzegvergoeding aan werknemer.

Uitspraak Hoge Raad
Werkgever stelde cassatie in. De Hoge Raad verwierp het beroep. De Hoge Raad overwoog dat terughoudendheid past bij de beoordeling of de toepassing van een wettelijke regel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit geldt in het bijzonder als de wettelijke regel van dwingend recht is. Wanneer in de wettelijke regeling reeds een afweging van belangen ligt besloten, kan een beroep op beperkende werking van redelijkheid en billijkheid ten aanzien van die belangen slechts in uitzonderlijke gevallen slagen, aldus de Hoge Raad.

De Hoge Raad overwoog daarop volgend: de aanzeggingsverplichting ex artikel 7:668 lid 1 BW is van dwingend recht. De achterliggende gedachte achter deze verplichting is dat de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tijdig duidelijkheid moet krijgen over het al dan niet eindigen van de arbeidsovereenkomst. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om hier een financiële prikkel aan te koppelen: niet tijdig aanzeggen, resulteert in het recht op een aanzegvergoeding. Hieruit volgt dat de werkgever de aanzegvergoeding bij niet inachtneming van de schriftelijkheidseis is verschuldigd. Ook als het werknemer via een andere weg duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet en/of werknemer geen nadeel heeft geleden.

Relevantie voor de praktijk
De aanzegging van het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst moet dus in de regel altijd schriftelijk worden gedaan. Doet de werkgever dit niet (tijdig), dan heeft de werknemer recht op een aanzegvergoeding. Discussie bestaat over of de aanzegging ook al bij voorbaat, in de arbeidsovereenkomst, kan worden gedaan.

Voor vragen over de aanzeggingsverplichting of andere arbeidsrechtelijke vragen kunt u contact opnemen met Debby Kolk, Marijke Stevens en Lisa van Baarsel.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven