Wetsvoorstel verbetering huurbescherming huurders van bedrijfsruimte
Het initiatief wetsvoorstel tot verbetering van de positie van huurders van bedrijfsruimte is op 13 februari jl. ingediend bij de Tweede Kamer. Zowel de Ministerraad als de Raad van State hebben met het wetsvoorstel reeds ingestemd. Het wetsvoorstel is bedoeld om met name de belangen van winkeliers beter te beschermen tegen opzegging van de huur door de verhuurder wegens renovatie.
Ingevolge het huidige artikel 7:296 lid 1 onder b BW kan een huurovereenkomst van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW reeds na de eerste huurperiode (van 5 jaar of langer) worden opgezegd indien de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het verhuurde persoonlijk duurzaam in gebruik wil nemen en hij daartoe het verhuurde dringend nodig heeft. Onder duurzaam gebruik wordt niet begrepen vervreemding van de bedrijfsruimte, maar wel renovatie van de bedrijfsruimte die zonder beëindiging van de huur niet mogelijk is. Als daarvan sprake is, is ingevolge vaste jurisprudentie in beginsel geen plaats voor een afweging van de belangen tussen de huurder en de verhuurder en zal de huurovereenkomst worden beëindigd.
De afgelopen jaren is van deze mogelijkheid om de huur te beëindigen door veel verhuurders gebruik gemaakt. De middenstanders die met de huuropzegging werden geconfronteerd, werden hierdoor op ernstig geschaadt in de mogelijkheid om de door hen gedane investeringen terug te verdienen en te voorzien in hun levensonderhoud. Deze belangen werden door de rechter echter niet meewogen.
Het wetsvoorstel (klik hier) dat gisteren is ingediend bij de Tweede Kamer maakt aan deze situatie een einde. Een verhuurder die aan het eind van de eerste huurperiode wil overgaan tot renovatie, kan de huurovereenkomst niet meer opzeggen, maar zal aan de huurder overeenkomstig 7:220 BW een renovatievoorstel moeten doen. Alleen als de huurder een redelijk renovatievoorstel weigert, kan dat aanleiding zijn de huuroverenkomst te beëindigen. Bij de vraag of het een redelijk voorstel betreft is wel ruimte voor het meewegen van de belangen van de huurder.
De mogelijkheid om de huurovereenkomst op grond van artikel 7:296 lid 3 BW tegen het einde van de tweede huurtermijn (doorgaans na tien jaar) op te zeggen blijft bestaan. Ook renovatie kan dan een grondslag zijn om de huurovereenkomst te beëindigen. Hierbij zal de rechter dan echter wel een redelijke afweging van de belangen van de verhuurder tegen die van de huurder maken.
Voor de Memorie van Toelichting bij de wet, klik hier.