De verzekeringsplicht van de kentekenhouder en het verhaalsrecht van het Waarborgfonds
Dat op de kentekenhouder van een voertuig een grote verantwoordelijkheid ligt om te zorgen voor een WAM-verzekering, blijkt eens te meer uit de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober jl. Het slachtoffer leed schade door een aanrijding met een onverzekerde scooter. De schade werd vergoed door het Waarborgfonds, dat op haar beurt de schade wilde verhalen. Op grond van artikel 27 WAM kan zij dit regresrecht uitoefenen op twee personen: de aansprakelijke bestuurder of degene die verplicht was een verzekering voor het voertuig af te sluiten. In dit geval koos het Waarborgfonds ervoor om haar regresrecht uit te oefenen op degene die de verzekeringsplicht heeft geschonden (in plaats van op de bestuurder). De kentekenhouder weigerde echter tot betaling over te gaan. De rechtbank wijst de vorderingen van het Waarborgfonds toe.
In deze procedure gaat het om een verkeersongeval op 22 maart 2024 waarbij de bestuurder van de scooter verzuimde om voorrang te verlenen aan het slachtoffer, waardoor een aanrijding volgde. De bestuurder van de scooter, de neef van de kentekenhouder van de scooter, reed na het ongeval door. Doordat het slachtoffer haar schade niet kon verhalen op een verzekeraar, is het Waarborgfonds tot vergoeding van haar schade overgegaan op grond van artikel 25 lid 1 sub b WAM. Desalniettemin wilde het Waarborgfonds gebruik maken van haar verhaalsrecht jegens gedaagde, de kentekenhouder van de scooter, wegens schending van de op hem rustende verzekeringsplicht (artikel 2 WAM).
Gedaagde voert als verweer dat de scooter in de schuur stond en niet bedoeld was voor gebruik op de openbare weg. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsplicht van artikel 2 WAM niet gekoppeld is aan het al dan niet gebruik maken van het voertuig. Zolang het kenteken niet bij de RDW is geschorst, rust onverkort op de kentekenhouder van het voertuig om zorg te dragen voor een verzekering. Niet gebleken is dat het kenteken geschorst was.
Voorts voert gedaagde aan dat hij geen toestemming had gegeven aan zijn neef om met de scooter te gaan rijden, en dat hij dus ook niet wist dat de scooter de weg op ging. Dat verweer slaagt eveneens niet: de rechtbank overweegt dat het verhaalsrecht op de kentekenhouder een zelfstandig en direct recht is. Of toestemming is gegeven om met het voertuig te rijden, is niet relevant voor het verhaalsrecht jegens een onverzekerde kentekenhouder. Daarop bestaat één uitzondering: als het voertuig gestolen is. In dit geval was daarvan geen sprake. Joyriding door een familielid valt daar ook niet onder, zoals door het Waarborgfonds werd gesteld.
Gedaagde betoogde in de procedure nog dat hij schade had geleden door de melding van het Waarborgfonds, omdat hij te maken kreeg met een hogere premie in verband met het verzekeren van een ander voertuig. De rechtbank veegde zijn stellingen van tafel, omdat door gedaagde niet daadwerkelijk een tegenvordering was ingesteld in zijn conclusie van antwoord. Van een eis in reconventie als bedoeld in artikel 136 Rv was geen sprake. Overigens geldt dat het Waarborgfonds, als deelnemer aan de Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS) verplicht is om een melding te doen wanneer schade is uitgekeerd die is veroorzaakt door een onverzekerd voertuig. Dit betreft een standaardprocedure om fraude en onverzekerd rijden tegen te gaan in de verzekeringssector. Aldus geldt dat de hogere premie hoe dan ook het gevolg is van de eigen handelswijze van gedaagde (het niet nakomen van zijn verzekeringsplicht).
De – naar ik vooralsnog aanneem, wegens een voorrangsfout – aansprakelijke bestuurder komt er in deze situatie dus makkelijk vanaf, doordat de pijlen werden gericht op de kentekenhouder. Zijn identiteit stond vast en hij was direct wettelijk verplicht om het voertuig te verzekeren.