
Aangifte tegen de eigen patiënt. Mag dat?
Regionaal Tuchtcollege Zwolle, 29 september 2023
De klager in deze tuchtzaak heeft twee keer ingebroken in de praktijk van zijn huisarts en steekt de auto van de echtgenote van de huisarts in brand. De huisarts doet aangifte bij de politie en zegt dat hij de klager van het plegen van deze feiten verdenkt. Hierbij vermeldt de huisarts dat de klager vlak na de eerste inbraak en de brandstichting nog in de praktijk was geweest, omdat hij een TBC-onderzoek wilde en volgens de assistente toen verward overkwam. De klager wordt later door de rechtbank strafrechtelijk veroordeeld voor de inbraken en de brandstichting, waarbij een gevangenisstraf voor de duur van 375 dagen en de maatregel van TBS met bevel tot verpleging wordt opgelegd.
De klager stapt naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en verwijt de huisarts dat bij de aangifte zonder zijn toestemming onnodig medische informatie aan de politie is verstrekt.
Het RTG beoordeelt of de huisarts met het verstrekken van informatie over de klager zijn beroepsgeheim heeft geschonden en – zo ja – of hem dat tuchtrechtelijk verweten kan worden. Uitgangspunt bij de beoordeling is de Handreiking beroepsgeheim en politie/justitie van de KNMG.
Volgens de handreiking mag een arts bij de aangifte tegen een patiënt/verdachte geen medische informatie verstrekken over de verdachte patiënt en sowieso niet meer informatie dan noodzakelijk. Het RTG is van oordeel dat de informatie dat de klager voor een TBC–onderzoek kwam niet alleen medische informatie bevat, maar bovendien niet noodzakelijk was voor het doen van aangifte. De huisarts had wel mogen vermelden dat de klager voor ‘een onderzoek’ kwam en daarbij een verwarde indruk op de assistente maakte, maar niet voor welk onderzoek de klager kwam. Door toch aan te geven dat het om een TBC-onderzoek ging, heeft de huisarts zijn beroepsgeheim ten opzichte van de klager geschonden.
Toch wordt de huisarts geen maatregel opgelegd, waartoe artikel 69 lid 4 wet BIG de mogelijkheid biedt. Het RTG neemt daarbij in aanmerking dat wat de huisarts en zijn gezin is overgekomen zeer ingrijpend en traumatiserend is geweest. De gebeurtenissen hebben veel impact gehad en angst veroorzaakt, waarvan de huisarts en zijn echtgenote nog steeds last van ondervinden. Ook op de assistente hebben de gebeurtenissen veel impact gehad. De huisarts heeft in die toestand een verklaring afgelegd aan de politie. De huisarts heeft ook – weliswaar tevergeefs – de volgende dag nog geprobeerd om op advies van de KNMG de aangifte aan te passen omdat hij zich afvroeg of hij te ver was gegaan gelet op zijn beroepsgeheim. De huisarts heeft in zijn verweer ook aangegeven dat het achteraf gezien beter was geweest indien hij niets over het TBC onderzoek had gezegd.
Deze uitspraak laat zien, dat een hulpverlener indien daartoe aanleiding bestaat bij (het vermoeden van) een strafbaar feit aangifte tegen een patiënt mag doen. Belangrijk daarbij is wel dat de Handreiking van de KNMG wordt gevolgd. In die handreiking is opgenomen dat een arts aangifte bij de politie mag doen vanwege strafbare feiten die een patiënt jegens hem, zijn medewerkers of de praktijk pleegt. De arts geeft hierbij de naam en eventueel adresgegevens van de dader vrij, maar geen medische gegevens. Wel wordt aangegeven dat een arts terughoudend is met het doen van aangifte als het agressief gedrag een symptoom is van de ziekte, waardoor de patiënt onder behandeling is bij de arts. Er worden bij de aangifte niet meer gegevens verstrekt dan noodzakelijk is voor de aangifte. Het doen van aangifte moet worden gezien als een uiterste middel. Het is belangrijk dat een hulpverlener zich ook bij een aangifte realiseert dat hij een zorgrelatie heeft, waarvan het beroepsgeheim onderdeel uitmaakt. Bij zeggen wat je denkt, is het belangrijk om het denken niet over te slaan.