22.02.2018
Aansprakelijk voor letsel van vrijwilliger
De Hoge Raad heeft op 15 december 2017 overwogen dat vrijwilligerswerk niet is uitgesloten van het beschermingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW.
Tijdens het verrichten van vrijwilligerswerkzaamheden ten behoeve van een parochie is een vrijwilliger van het dak van de kerk gevallen. Bij de val heeft de vrijwilliger ernstig letsel (waaronder een dwarslaesie) opgelopen. De kantonrechter heeft in een deelgeschilprocedure de verzoeken van de vrijwilliger dat de kerk aansprakelijk is voor zijn schade afgewezen. Vervolgens heeft het hof voor recht verklaard dat de (verzekeraar van de) kerk aansprakelijk is voor de schade van de vrijwilliger. De verzekeraar is tegen dat oordeel in cassatie gekomen bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen. Daartoe overwoog de Hoge Raad dat voor de vraag of een persoon die letsel oploopt in de uitoefening van werkzaamheden beslissend is of degene die de werkzaamheden verricht, zich bevindt in een met een werknemer vergelijkbare positie en daarom aanspraak heeft op dezelfde door de werkgever in acht te nemen zorg. Dit is ook door de wetgever zo beoogd. Voorwaarde is wel dat de vrijwilliger de werkzaamheden heeft verricht in de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever. Het enkele feit dat de werkzaamheden nimmer door de ‘eigen’ werknemers van de Parochie zouden zijn uitgevoerd, doet daaraan niets af.
De wetgever heeft met lid 4 van artikel 7:658 BW willen voorkomen dat de vrijheid van degene die een bedrijf uitoefent, om ervoor te kiezen het werk te laten verrichten door werknemers of door anderen, van invloed kan zijn op de rechtspositie van degene die het werk verricht en betrokken raakt bij een bedrijfsongeval of anderszins schade oploopt.