01.05.2013
Aansprakelijkheid voor fraude met tankpassen
Een aantal jaren geleden zijn meerdere transportmaatschappijen slachtoffer geworden van tankfraude. Door – veelal georganiseerde – bendes werden tankpassen gekopieerd en de pincodes werden heimelijk ontfutseld van de chauffeurs. De oliemaatschappijen stelden zich in de meeste gevallen op het standpunt, dat een dergelijke fraude voor rekening en risico van de transporteur kwam. Sommige transportbedrijven zijn daarvoor niet gezwicht en hebben geprocedeerd. Er blijkt een groot verschil in juridische benadering te zijn tussen de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Amsterdam.
Begin dit jaar hebben opnieuw zich een aantal tankfraudezaken voorgedaan, zodat het van belang te weten hoe de tankfraudezaken in het verleden zijn afgewikkeld.
Met de heimelijk ontfutselde tankpassen werden in soms een enkele nacht bij onbemande tankstations in zowel Nederland als in België en Duitsland vele tienduizenden euro’s getankt (in sommige gevallen oplopend tot meer dan € 100.000,=), waarvoor de transporteurs door de oliemaatschappijen werden gefactureerd.
Enkele transportbedrijven weigerden te betalen voor dieselolie, die zij nooit hebben ontvangen. Daarover is geprocedeerd door KBS Advocaten en de eerste principiële uitspraak is door de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2006 gewezen. De rechtbank heeft de vordering van de ESSO volledig afgewezen (NJF 2007/79).
De rechtbank is van mening dat de oliemaatschappij het tankpassysteem had moeten aanpassen nadat de diverse vormen van fraude bekend waren geworden. Doordat de oliemaatschappij geen maatregelen had getroffen en evenmin de pashouders deugdelijk had gewaarschuwd, dienen de gevolgen van de fraude voor rekening en risico van de oliemaatschappij te komen.
Ook een beroep op de algemene voorwaarden door de oliemaatschappij werd door de rechtbank afgewezen. In een van die bepalingen had de oliemaatschappij iedere verantwoordelijk voor misbruik van de pas uitgesloten, hetgeen in feite betekent dat de pashouder voor fraude aansprakelijk is. De rechtbank achtte een beroep op die clausule op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
In een uitspraak d.d. 13 februari 2008 van de Rechtbank Rotterdam (LJN: BC6330) is de Rechtbank Rotterdam nog verder gegaan door te oordelen, dat de transportmaatschappij slechts aansprakelijk is voor het gebruik van de tankpas, die door de oliemaatschappij is verstrekt en dus niet de gefraudeerde tankpas. De oliemaatschappij dient voor een afdoende beveiligd systeem zorg te dragen, dat derden geen gebruik kunnen maken van een duplicaat van de originele tankpas, aldus de visie van de Rechtbank Rotterdam in een zaak tegen Kuwait Petroleum.
De benadering van de Rechtbank Rotterdam strookt ook met een arrest van het Gerechtshof Arnhem van 10 april 2007 (NJF 2007, 278). Daarin is de vordering van een bankpashouder tegen de Rabobank toegewezen, nadat de bank gepinde bedragen na diefstal van de bankpas had afgeboekt; een bedrag van € 4.600,= was tussen de diefstal en de blokkering van de bankpas na ontdekking de volgende dag opgenomen. De dief had de pincode kennelijk afgekeken bij een winkelaankoop, waarna de bankpas door de pashouder in een rugzak was opgeborgen. Die handelwijze werd niet als grove schuld of grove nalatigheid van de pashouder gekwalificeerd.
De Rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2008 over een tankpasfraude bij BP-stations negatief beslist voor het transportbedrijf. Die uitspraak heeft in de landelijke pers de nodige aandacht gekregen. Daarin is de vordering van BP toegewezen op basis van de tekst van de tankpascondities. Het risico van misbruik van de tankpas is daarin gelegd bij de tankpashouder en door de rechtbank Amsterdam is de tankfraude aangemerkt als een vorm van misbruik. De rechtbank oordeelt voorts, dat van BP niet kan worden verwacht een geheel waterdicht veiligheidssysteem te hebben. Ook had BP de tankpashouders geregeld gewaarschuwd voor misbruik van de tankpas.
Naar mijn oordeel wordt door de Rechtbank Amsterdam teveel gewicht toegekend aan de bewoordingen in de tankpascondities en te weinig aandacht gegeven aan de feitelijke omstandigheden, waaronder fraude met tankpassen plaatsvindt.
Tegen een ander soortgelijk Amsterdams vonnis in een zaak van BP is hoger beroep ingesteld en het Gerechtshof Amsterdam heeft in 2009 beslist, dat de tankvoorwaarden weliswaar het risico van fraude bij de tankpashouder leggen maar dat BP als oliemaatschappij gehouden is het tankpassysteem deugdelijk te beveiligen, in het bijzonder ten aanzien van de geheimhouding van de pincode. Het Gerechtshof heeft opdracht gegeven door een deskundige te laten onderzoeken of BP de technische voorzieningen heeft getroffen die redelijkerwijs mochten worden verwacht om de kans op fraude zo klein mogelijk te maken. De inhoud van dat deskundigenbericht is onbekend en procespartijen hebben de zaak nadien geregeld, zodat geen definitief eindoordeel is gegeven.
In elk geval is het thans van belang chauffeurs goed te instrueren over het gebruik van tankpas. Ook in de transportbedrijven zullen de nodige maatregelen intern moeten worden getroffen om in voorkomend geval te kunnen aantonen, dat de tankpas en de code altijd gescheiden worden bewaard en uitsluitend voor de chauffeur (en zonodig voor één ander daartoe bevoegde persoon) toegankelijk zijn.