Home Als de patiënt vraagt, moet de dokter dan draaien?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Als de patiënt vraagt, moet de dokter dan draaien?

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam, 17 mei 2024

ECLI:NL:TGZRAMS:2024:109

De klaagster in deze tuchtzaak krijgt sinds vele jaren morfine voorgeschreven vanwege aanvankelijk pijnlijke galsteenaanvallen en later een buikwandpijnsyndroom. Herhaalde pogingen van de beklaagde huisarts om het morfinegebruik te maximeren en tot afbouw te komen lukken niet; de klaagster is juist meer morfine gaan gebruiken en het gebruik loopt op enig moment op tot 40 ampullen per week. Wanneer de klaagster vraagt om nog eens 10 ampullen morfine wordt dat door de huisarts tijdens een kort gesprek met de klaagster geweigerd. De klaagster stapt vervolgens over naar een andere huisarts.

De klaagster dient een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en verwijt de huisarts vooral de wijze waarop hij met haar heeft gecommuniceerd.

Het RTG toetst de klacht aan de (gebruikelijke) norm van de redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt, aldus het RTG.

Het RTG stelt vast dat er door de jaren heen regelmatig contact tussen de huisarts (en zijn collega) en de klaagster heeft plaatsgevonden over het (toenemende) gebruik van morfine. Hierbij zijn alternatieven besproken en geprobeerd zoals Lyrica en een morfinepomp. Ook is meerdere keren geprobeerd de dosis te maximeren of werd een afbouwschema opgesteld. De huisartsenpraktijk heeft het centrum waar klaagster voor haar pijnsyndromen werd behandeld om hulp verzocht en de klaagster werd ook verwezen naar een revalidatiearts. Gelet op deze gang van zaken kan het RTG het besluit van de huisarts om geen extra morfine voor te schrijven begrijpen, ook gezien het ontbreken van een medische indicatie.

Het RTG kan volgen dat de huisarts – gelet op de historie – aannam dat de klaagster begreep waarom zij geen extra morfine kreeg. Dat neemt niet weg dat het hier gaat om een kwetsbare patiënte met een moeilijke behandeling. De huisarts heeft toegegeven dat een toelichting op zijn weigering op zijn plaats was geweest. Alhoewel het RTG dat ook vindt, wordt deze tekortkoming onvoldoende geacht om de huisarts hierop tuchtrechtelijk aan te spreken. Hoewel het netjes was geweest als de huisarts zijn weigering om extra morfine voor te schrijven uitgebreider had toegelicht, leverde het feit dat dit is nagelaten geen tuchtrechtelijk verwijt op. Daarbij weegt het RTG mee dat de situatie met de klaagster, bij wie ondanks de inzet van de huisarts en zijn collega het morfinegebruik door de jaren heen eerder toenamen dan afnam, tot onmacht en frustratie leidde bij de huisarts. De klacht wordt als ongegrond afgewezen.

Uit deze uitspraak volgt, dat een arts een eigen professionele verantwoordelijkheid heeft bij het voorschrijven van medicatie. Niet ieder verzoek van de patiënt om medicatie behoeft (en kan soms ook niet) te worden gehonoreerd. Als een arts het voorschrijven of – zoals in dit geval – het ophogen van medicatie niet verantwoord vindt, kan dat worden geweigerd. Hierbij hoort dan wel een adequate voorlichting om de patiënt goed uit te leggen wat de overwegingen zijn. Ook kan er samen worden gezocht naar eventuele alternatieven. Goede begeleiding en uitleg kan vaak wel, maar helaas niet altijd een klacht voorkomen. Diplomatie is de kunst om een ander jouw zin te geven.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven