17.08.2018
Bewindvoerder onder vuur
Kan een bewindvoerder aansprakelijk zijn voor een niet behoorlijke taakvervulling?
De kantonrechter heeft twee personen vanwege hun lichamelijke en/of geestelijke toestand onder bewind gesteld. De twee stellen dat de bewindvoerder in de uitoefening van haar taak tekort is geschoten en vorderen schadevergoeding. De schade heeft betrekking op onder meer een huurachterstand en smartengeld.
Het hof overweegt dat een bewindvoerder ten opzichte van de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend (art. 1:444 BW). De rechter kan de schade vaststellen die de rechthebbende heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen( art. 1:362 BW).
Vervolgens overweegt het hof dat de bewindvoerder gedurende het bewind het beheer over de goederen van de rechthebbende voert, waaronder het betalen van de maandelijkse lasten. De bewindvoerder in deze zaak had de huur over een drietal maanden niet betaald omdat zij haar taak had neergelegd vanwege grove bejegening en dreigementen door de twee onderbewindgestelden. Volgens het hof was de bewindvoerder echter niet gerechtigd haar taak zo maar te beëindigen en had zij het beheer van de goederen gedurende het bewind niet aan de twee zelf mogen overlaten. De bewindvoerder was benoemd door de kantonrechter en kon alleen door de kantonrechter uit haar taak worden ontheven. De bewindvoerder is gedurende het bewind verplicht al datgene te doen dat niet zonder nadeel voor de rechthebbende kan worden uitgesteld totdat een nieuwe bewindvoerder is benoemd. Indien de bewindvoerder zich door de bejegening van de twee belemmerd voelde in de uitoefening van haar taak, had zij om een gesprek bij de kantonrechter of om een voorlopige voorziening kunnen vragen. Voor een abrupte beëindiging van de werkzaamheden bestond geen wettelijke grondslag. Dit is ook strijdig met het doel van het bewind, te weten het bieden van bescherming aan meerderjarigen die vanwege hun lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat zijn zelfstandig hun vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
De slotsom is dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan uit de huurachterstand, die in dit geval bestaat uit de incassokosten en de wettelijke rente. De aanspraak op de huurachterstand wordt afgewezen nu dit een verplichting is die hoe dan ook ten laste van de twee zou zijn gekomen. Het verzoek om vergoeding van smartengeld wordt afgewezen omdat de wet (art. 6:106 BW) daarvoor in dit geval geen grondslag biedt.
Uit deze uitspraak volgt, dat een bewindvoerder aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die voortvloeit uit een niet behoorlijke taakvervulling. De wettelijke taak die een bewindvoerder heeft verplicht tot een zorgvuldig beheer over de goederen van degene die onder bewind is geplaatst, nu deze daartoe zelf vanwege een geestelijke en/of lichamelijke tekortkoming niet in staat is. Acht een bewindvoerder zich niet tot een behoorlijke uitoefening van zijn taak in staat, bijvoorbeeld omdat het niet klikt met degene die onder bewind is gesteld, dan is het raadzaam contact op te nemen met de kantonrechter om één en ander te bespreken. Leidt dat niet tot een bevredigende oplossing, dan kan de bewindvoerder de rechter vragen om uit zijn taak te worden ontheven. Eerst dan komt er een einde aan zijn wettelijke verplichtingen. Op eigen houtje stoppen kan een bewindvoerder duur komen te staan.