De huisarts als supervisor van de AIOS
Regionaal Tuchtcollege Amsterdam, 5 november 2024
De beklaagde huisarts in deze tuchtzaak is supervisor van een arts in opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde (AIOS). De klagende patiënt neemt contact op met de huisartsenpost (HAP) met pijnklachten aan het linkerbeen. Bij triage is er een verdenking op ischemie. Bij het consult op de HAP wordt de patiënt door de AIOS gezien. Na anamnese en onderzoek komt de AIOS tot de diagnose zweepslag, schrijft pijnstilling voor en adviseert bij toename van de klachten contact op te nemen met de eigen huisarts.
De volgende dag wordt de patiënt opnieuw op de HAP gezien waarbij een andere huisarts de diagnose zweepslag niet wijzigt. Weer een dag later wordt de patiënt door de eigen huisarts verwezen naar de vaatchirurg, die de diagnose ischemie stelt en wat later wordt gevolgd door een knieamputatie.
De patiënt stapt naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en stelt dat de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij de door de AIOS (achteraf gezien) gemiste diagnose acute ischemie niet heeft onderkend.
Het RTG beoordeelt de opleidingssituatie aan de hand van de Leidraad voor het leren dienstdoen, AIOS op de huisartsenpost. De AIOS zat in het laatste deel van het eerste jaar van de opleiding. De AIOS functioneerde op niveau 3 van de Leidraad, hetgeen betekent dat hij zelfstandig consulten mocht doen, waarbij de opleider fysiek op de post beschikbaar moet zijn voor supervisie. De AIOS draagt voor zijn handelen een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid, aldus het RTG.
De huisarts is op zijn beurt tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de supervisie. De huisarts heeft het consult direct na afloop met de AIOS besproken. De belangrijkste bevindingen zijn daarin doorgesproken. Niet alle vragen en bijzonderheden van het consult zijn daarbij aan de orde gekomen, maar naar het oordeel van het RTG kan van een supervisiegesprek ook niet worden verwacht dat het hele consult als het ware wordt overgedaan. De supervisie van de huisarts wordt mede bepaald door de presentatie en vragen van de AIOS. Dat de uitkomst van de triage ischemie was en dit uiteindelijk ook de diagnose bleek te zijn, maakt niet dat de huisarts zijn rol als supervisor niet goed heeft vervuld. Triage is niet bedoeld om een diagnose te stellen, maar om te bepalen of en hoe snel de patiënt moet worden gezien. Het beeld dat de AIOS schetste was consistent en plausibel voor de diagnose zweepslag. Een specifieke vangnetadvies was wellicht op zijn plaats geweest, maar dat is met de kennis achteraf. De huisarts treft voor de wijze waarop supervisie is gegeven geen tuchtrechtelijk verwijt. De klacht wordt als ongegrond afgewezen.
Uit deze uitspraak volgt, dat een BIG geregistreerd zorgverlener ook kan worden aangesproken op zijn of haar hoedanigheid van supervisor of opleider. Het gaat daarbij dan niet zozeer om de beoordeling van het handelen of nalaten van de A(N)IOS, maar of de rol van de supervisor of opleider goed is vervuld. Voor de praktijk is het dan ook van belang om aan verwachtingenmanagement te doen en goede afspraken te maken (en vast te leggen!) wat er van een opleider/supervisor en een A(N)IOS in opleidingssituaties wordt verwacht. Soms is het beste antwoord op een vraag een vraag terug.