De medisch adviseur bij de tuchtrechter
Centraal Tuchtcollege, 6 december 2023
ECLI:NL:TGZCTG:2023:165
De klager in deze tuchtzaak is betrokken bij een ongeval waarbij zijn auto in botsing komt met een andere auto. De medisch adviseur van de verzekeraar waarbij de andere auto is verzekerd brengt drie keer een medisch advies uit. De bedoeling van de adviezen is het vaststellen van de medische causaliteit tussen het ongeval en de klachten. De medisch adviseur concludeert achtereenvolgens dat sprake is van spiergerelateerde klachten na een aanrijding, dat de later gemelde rug- en nekklachten niet overeenkomen met het ongevalsmechanisme en dat de PTSS wel een ongevalsgevolg is. Nadat de klager laat weten geen vertrouwen in de medisch adviseur te hebben wordt het dossier overgedragen aan een andere medisch adviseur.
De klager stapt naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG). De klacht houdt in dat de medisch adviseur bij de beoordeling van het opgelopen letsel niet als arts heeft gehandeld, maar als tegenpartij. Ook is de arts niet onafhankelijk en heeft zij niet professioneel gehandeld, aldus de klacht.
Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. De klager heeft niet gemotiveerd dat de medisch adviseur op basis van de op dat moment beschikbare informatie niet de conclusie heeft mogen trekken dat de door hem ondervonden klachten niet spiergerelateerd waren. Aanwijzingen dat er sprake was van onderliggende traumatische afwijkingen als gevolg van het ongeval of dat blijvende invaliditeit te verwachten was, zijn door de medisch adviseur niet gevonden en het RTG acht dat te billijken. Van ongefundeerde aannames is niet gebleken. Voorts is het RTG niet gebleken dat de medisch adviseur zich onprofessioneel of partijdig heeft opgesteld.
De klager neemt met de uitspraak geen genoegen en stapt naar het Centraal Tuchtcollege (CTG). In beroep voert de klager aan dat de medisch adviseur in haar adviezen niet alle medische informatie heeft opgesomd waarover zij destijds de beschikking had. Het CTG bevestigt het oordeel van het RTG en voegt daaraan toe dat de e-mails die de klager ter onderbouwing van deze laatste stelling heeft overgelegd door zijn letselschadejurist aan de verzekeraar zijn verstuurd nadat de medisch adviseur haar laatste inhoudelijke advies had opgesteld en het dossier ter advisering had overgedragen aan een andere medisch adviseur. Het beroep van de klager wordt als ongegrond verworpen.
Klachten tegen medisch adviseurs van verzekeraars komen in het tuchtrecht met zekere regelmaat voor. In de regel worden medische adviezen, zoals hier aan de orde, getoetst aan het zogeheten ‘rijtje van 5’ (zie bijvoorbeeld mijn blog ‘Het medisch advies onder de loep’). In deze zaak heeft zowel het Regionaal Tuchtcollege als het Centraal Tuchtcollege de klacht getoetst aan de meer algemene norm van de ‘redelijk bekwaam handelende beroepsgenoot’. Wat voor de tuchtrechter reden is geweest om in deze zaak een ander beoordelingscriterium te hanteren dan het gebruikelijke in dit soort zaken wordt uit de beide uitspraken niet duidelijk. Ook de keerzijde van een medaille heeft een keerzijde.