De neuroloog en het mysterie van de behandelbeperking
Regionaal Tuchtcollege ’s‑Hertogenbosch, 8 mei 2024
De klaagster in deze tuchtzaak bezoekt de SEH met een mogelijke trombose. Tijdens het SEH-bezoek wordt een behandelbeperking in het medisch dossier genoteerd. De beklaagde neuroloog stuurt na een later consult een terugkoppelingsbrief aan de huisarts waarin de behandelbeperking staat vermeld.
Nadat klaagster de poli neurologie had laten weten dat zij bezwaar had tegen de opgenomen behandelbeperking heeft de beklaagde neuroloog een aangepaste brief aan de huisarts gezonden waarin de behandelbeperking niet meer was opgenomen met het verzoek de eerder verzonden brief te verwijderen.
De klaagster stapt naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en verwijt de beklaagde neuroloog twee dingen:
- het zonder afstemmen en tegen haar wens in noteren van de behandelbeperking in het dossier; en
- het vermelden van de behandelbeperking in de terugkoppelingsbrief aan de huisarts.
Het RTG stelt allereerst aan de hand van het medisch dossier vast dat de beklaagde neuroloog niet bij het SEH-bezoek betrokken was en derhalve de behandelbeperking niet in het medisch dossier heeft genoteerd. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.
Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel heeft de neuroloog uitgelegd dat bij het opstellen van brieven vanuit het softwaresysteem automatisch bepaalde gegevens uit een patiëntendossier worden opgenomen. Dat geldt ook voor behandelbeperkingen. Volgens het RTG mag een behandelend arts vertrouwen op de juistheid van een melding die door een andere zorgverlener is gedaan. Op de zorgverlener rust geen verplichting om een behandelbeperking bij ieder patiëntencontact opnieuw uit te vragen. Een bijzondere omstandigheid die maakt dat deze verplichting om opnieuw uit te vragen wel was ontstaan, deed zich volgens het RTG niet voor.
Nadat klaagster haar bezwaren bij de poli kenbaar had gemaakt heeft de neuroloog zorgvuldig gehandeld door – zij het tevergeefs – contact met de klaagster op te nemen om het beleid met betrekking tot de vermelding te bespreken en aan te passen. Ook het tweede klachtonderdeel is ongegrond.
Uit deze uitspraak volgt allereerst, dat het wettelijk tuchtrecht uitgaat van de verantwoordelijkheid van de beklaagde zorgverlener voor het persoonlijk handelen of nalaten. Het gaat bij de tuchtrechtelijke toetsing om de individuele verantwoordelijkheid van de zorgverlener. De beklaagde zorgverlener is derhalve niet verantwoordelijk voor het handelen of nalaten van collega’s. Verder geeft deze uitspraak een inkijkje in het wel en wee van een softwaresysteem dat gegevens kan genereren die een zorgverlener niet zelf heeft ingevoerd maar die wel onder zijn of haar naam in correspondentie wordt opgenomen en verzonden. Gelukkig mag een zorgverlener volgens het RTG in beginsel vertrouwen op hetgeen collega zorgverleners in het medisch dossier van een patiënt hebben genoteerd, tenzij er concrete aanleiding bestaat om daaraan te twijfelen. In dat geval moet de zorgverlener uiteraard alert zijn en op onderzoek uitgaan. Wie de behandelbeperking wel heeft genoteerd en waarom zal waarschijnlijk een mysterie blijven. Vertrouwen is meestal goed maar soms is controleren toch beter.