
De supervisor in passieve actie
Regionaal Tuchtcollege Amsterdam, 23 januari 2024
In deze tuchtzaak wordt een klacht tegen een traumachirurg ingediend vanwege zijn rol als supervisor. De klaagster is na een val van de trap meerdere keren gezien door verschillende arts-assistenten onder supervisie van verschillende chirurgen, waaronder de beklaagde traumachirurg. In verband met een eerdere aansprakelijkstelling is op verzoek van partijen door een orthopedisch chirurg/traumatoloog een expertiserapport uitgebracht. De klacht houdt in dat de traumachirurg de diagnose ontwrichting van het Lisfranc-gewricht en een chronisch pijnsyndroom (CPS) heeft gemist, waardoor een verkeerd behandelbeleid is ingesteld. Ook is een klacht dat de traumachirurg de klaagster niet zelf heeft gezien, terwijl hij dat in zijn hoedanigheid van supervisor wel had moeten doen.
Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) toets de klacht aan het criterium van de redelijk bekwaam en redelijk handelend traumachirurg. Het RTG zoekt aansluiting bij het gezamenlijk ingewonnen expertiserapport. De arts-assistenten hebben in overleg met en onder supervisie van de traumachirurg binnen de normen van de professionele standaarden gehandeld, wat maakt dat dit in dat opzicht ook voor de traumachirurg geldt. De traumachirurg is op de informatie van de arts-assistenten afgegaan en hij mocht daarvan uitgaan. Het klachtonderdeel ter zake van het missen van de diagnose wordt als ongegrond afgewezen.
Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de traumachirurg de klaagster ook zelf had moeten zien overweegt het RTG dat supervisie op verschillende manieren kan plaatsvinden. Dat kan bijvoorbeeld door telefonisch overleg, waarbij remote beoordelen van röntgenfoto’s zeer gebruikelijk is. Onder omstandigheden kan het nodig zijn dat de supervisor de betrokken patiënt ook zelf ziet. Of dat inderdaad nodig is, hangt onder meer af van de opleidingsfase van de betrokken arts-assistent, diens werkervaring en de informatie waarover de supervisor beschikt. Het RTG heeft geen reden te twijfelen aan het gestelde in het verweer dat de poliklinieken worden voorbesproken en zo nodig ook gedurende het bezoek aan de polikliniek nog overleg mogelijk is. Er zijn geen omstandigheden gebleken die maakten dat de traumachirurg de klaagster zelf had moeten zien. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Deze uitspraak is voor zowel A(N)IOS als opleiders/supervisors van belang. Uitgangspunt is dat een opleider/supervisor slechts opdracht kan geven tot het zelfstandig verrichten van een handeling in de zin van de wet BIG door een A(N)IOS, indien hij a) redelijkerwijs mag aannemen dat de A(N)IOS bevoegd en bekwaam is tot het verrichten van die handeling, b) de supervisor indien nodig aanwijzingen kan geven en c) zijn toezicht en eventuele tussenkomst verzekerd zijn. Dit betekent dat bij het begin van de opleiding een aanzienlijk deel van de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor het handelen van de A(N)IOS op de schouders van de supervisor/opleider drukt. Naar mate er meer aan de A(N)IOS kan worden toevertrouwd wordt gaandeweg de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid tussen supervisor en A(N)IOS gedeeld. Aan het eind van de opleiding rust de verantwoordelijkheid vrijwel geheel op de schouders van de A(N)IOS. Dit betekent dat er in de verhouding tussen enerzijds A(N)IOS en anderzijds supervisor/opleider wat betreft tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid sprake is van communicerende vaten. Controle voel je pas als het los hebt gelaten.