Doorwerking reële prijs in relatie tot onderaannemers: nieuwe regelgeving
Per 1 juli 2024 worden het Besluit Jeugdwet en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 via een AMvB gewijzigd. Doel van deze wijziging is het bevorderen van een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van door gemeenten te bekostigen jeugdhulp en ondersteuning. In een eerdere blog is toegelicht wat deze wijziging betekent voor de contractering tussen de gemeente en de aanbieder.
Nieuw is dat wanneer een deel van de zorgverlening wordt uitbesteed aan een onderaannemer, de verplichtingen ten aanzien van een reële prijs ook doorwerken in de relatie tussen een hoofdaannemer en onderaannemer. In de toelichting bij de AMvB is expliciet aangegeven dat de regering van mening is dat ook onderaannemers die jeugdhulp verlenen een reële prijs dienen te ontvangen, dat wil zeggen een prijs die is berekend met gebruikmaking van de in de AMvB genoemde kostprijselementen.
Daarom wordt met deze AMvB bepaald dat gemeenteraden in hun verordeningen moeten opnemen dat in contracten tussen het college en zorgaanbieders, wordt opgenomen dat een aanbieder in geval van uitbesteding van zorg aan onderaannemers, een reële, met behulp van de kostprijselementen tot stand gekomen prijs betaalt. Wanneer wordt gewerkt met een onderaannemer, zal dit extra (overhead)kosten met zich brengen. Ten aanzien van de vraag voor wiens rekening deze kosten komen, is relevant of ten tijde van de inkoop al duidelijk is dat de hoofdaannemer met onderaannemers zal werken.
In de toelichting bij de AMvB worden twee mogelijkheden geschetst:
- Tijdens de zorginkoopfase: de gemeente dient bij de inkoopdocumenten er rekening mee te houden dat een deel van de zorg wordt uitbesteed aan een onderaannemer. De prijs die de gemeente aan de hoofdaannemer betaalt zodanig dient te zijn, dat deze ook zijn onderaannemers een reële prijs kan betalen. Bovendien zal de hoofdaannemer dan ook een vergoeding dienen te krijgen voor de werkzaamheden die hij als hoofdaannemer in zijn relatie tot zijn onderaannemers verricht, zoals het zoeken en contracteren van geschikte onderaannemers, het voeren van het contractmanagement met die onderaannemers en het indienen van hun rekeningen bij de gemeenten. Een dergelijke vergoeding kan separaat worden meegenomen maar kan ook worden meegenomen als element in de overheadkosten voor de hoofdaannemer.
- Gedurende looptijd van het contract: hiervan is bijvoorbeeld sprake omdat de hoofdaannemer gaandeweg ontdekt dat hij zelf onvoldoende capaciteit heeft om de gecontracteerde zorg te leveren. In dat geval ligt het volgens de minister voor de hand dat de hoofdaannemer de meerkosten die hier het gevolg van zijn voor zijn rekening neemt.
Wat als geen sprake is van een reële prijs?
Als een onderaannemer vindt dat de hoofdaannemer hem een te lage prijs biedt, dan heeft hij verschillende mogelijkheden. Zo kan de onderaannemer een klacht indienen bij de Commissie van Aanbestedingsexperts of bij de Geschillencommissie Sociaal Domein. Als een hoofdaannemer zich niet houdt aan een (niet bindend) advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts of een (bindend) advies van de Geschillencommissie, kan de onderaannemer zich tot gemeente wenden. De gemeente kan de hoofdaannemer hierop aanspreken.
Mocht dit niet ertoe leiden dat een reële prijs wordt betaald, kan de gemeente als uiterst redmiddel ervoor kiezen om het contract met de hoofdaannemer te ontbinden met het argument dat deze zich niet houdt aan de contractvoorwaarde dat hij zijn onderaannemers een reële prijs zal betalen.