24.01.2024
Drukte in de praktijk is geen excuus, maar toch?
Regionaal Tuchtcollege Amsterdam, 16 januari 2024
De klaagster in deze tuchtzaak verwijt haar huisarts twee dingen:
a) het niet tijdig opmaken van verwijzingen naar de oncoloog en de neuroloog en b) het niet afleggen van een toegezegde visite.
De huisarts geeft in zijn reactie aan dat in de periode waarop de klacht ziet, sprake was van personele onderbezetting in de praktijk. Ook bevond de praktijk zich op het gebied van telefonie en digitale ondersteuning in een transitiefase van lang lopende contracten naar meer modernere contracten met andere aanbieders. Dit samenspel van factoren heeft er, aldus de huisarts, voor gezorgd dat de praktijk niet optimaal bereikbaar was. Verder speelde ook mee dat vanwege de vele wisselingen van huisartsen in de praktijk, de meeste dossiers niet met een inhoudelijke toelichting aan de huisarts zijn overgedragen. De huisarts heeft zich zodoende eerst moeten inlezen in de dossiers en dat kostte bij de klaagster vanwege haar ernstige en complexe medische beperkingen meer tijd, ook om een vertrouwensband op te bouwen.
Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) is van oordeel dat het niet goed is dat de verwijzing ruim een werkweek op zich heeft laten wachten en uiteindelijk pas tot stand is gekomen op initiatief van de klaagster. Dit is echter niet dusdanig ernstig dat de huisarts daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is niet gegrond.
Ten aanzien van het niet afleggen van de toegezegde visite komt het RTG tot een ander oordeel. De huisarts heeft erkend dat de visite hem door drukte is ontschoten. Dit is ernstig, aldus het RTG, en had niet mogen gebeuren, Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.
Het RTG heeft oog voor de organisatorische problemen en personele onderbezetting, maar had in de situatie van de klaagster een pro-actievere en betrokkener houding van de huisarts verwacht. Het RTG gaat er echter van uit dat de onderbezettings- en overnameperikelen inmiddels zijn opgelost en dat deze zich niet opnieuw zullen voordoen. Voorts is voor het RTG relevant dat de huisarts zich ter zitting leerbaar heeft opgesteld door te reflecteren op zijn eigen handelen. Ook heeft de huisarts aangegeven een goede arts te willen blijven voor de klaagster; na de zitting zou hij nogmaals bij de klaagster langsgaan om samen te bekijken waar het in de communicatie voortaan beter kan. De klaagster staat hiervoor ook open; zij heeft op de zitting aangegeven dat haar band met de huisarts ‘verder prima’ is.
De uitkomst van de procedure is dat één klachtonderdeel gegrond is en dat de huisarts geen maatregel wordt opgelegd.
Uit deze uitspraak kan worden opgemaakt, dat drukte in de praktijk bij klachten over onvoldoende zorgverlening op zichzelf geen excuus kan vormen. Toch kan er sprake zijn van verzachtende omstandigheden die de tuchtrechter ertoe kunnen brengen een klacht (al dan niet gedeeltelijk) gegrond te verklaren, maar hiervoor geen maatregel op te leggen. In artikel 69 lid 4 wet BIG is bepaald dat een maatregel niet wordt opgelegd indien dit door het tuchtcollege raadzaam wordt geacht in verband met de geringe ernst van het handelen of nalaten, de omstandigheden waaronder het handelen of nalaten heeft plaatsgevonden, danwel omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan. In deze zaak is sprake van een combinatie van deze factoren. Tip voor de praktijk: het is voor hulpverleners raadzaam om in geval van een klacht inzicht te geven welke factoren een rol hebben gespeeld als er onverhoopt sprake is van tekortschieten in de vereiste hulpverlening. Die factoren kunnen door de tuchtrechter als verzachtende omstandigheden worden gewogen bij het antwoord op de vraag of en zo ja, welke maatregel bij een gegronde klacht passend en geboden is. Je best doen is immers het beste wat je kunt doen.