Home Een ongegronde bejegeningsklacht

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Een ongegronde bejegeningsklacht

Regionaal Tuchtcollege Zwolle, 31 mei 2024

ECLI:NL:TGZRZWO:2024:59

De beklaagde huisarts in deze tuchtzaak heeft dienst op de huisartsenpost en legt in de nacht een huisbezoek bij de klaagster af. De klaagster had als gevolg van een ongeval 1,5 jaar daarvoor ondraaglijke pijn en vroeg om een huisbezoek omdat zij niet in staat was naar de huisartsenpost te komen. De huisarts gaat met een assistente bij de klaagster langs. De huisarts onderzoekt de klaagster op de vitale functies, concludeert dat klachten niet acuut zijn en adviseert de klaagster de volgende dag naar de eigen huisarts te gaan.

De klaagster stapt naar het Regionaal Tuchtcollege (RTG) en verwijt de huisarts dat hij haar onheus heeft bejegend door te schreeuwen dat zij hem voor ‘niets’ had laten komen.

Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het RTG dat het duidelijk is dat het consult veel met de klaagster heeft gedaan en dat het contact tussen haar en de huisarts in de medische aantekeningen ook als moeizaam/geladen staat omschreven. Het college stelt vast dat de lezingen van de klaagster en de huisarts over de gebeurtenissen tijdens de visite uiteen lopen. Deze lezingen verschillen niet alleen over de gebruikte woorden en op welk moment die woorden gebruikt zouden zijn, maar ze verschillen ook over de gebruikte non-verbale communicatie. Het is voor het RTG niet te reconstrueren hoe het een en ander tijdens de visite heeft plaatsgevonden, ook niet als het RTG daarbij de verslaglegging door de huisarts in ogenschouw neemt. Dit betekent ook dat niet kan worden vastgesteld of de huisarts klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust, aldus het RTG, niet op het uitgangspunt dat het woord van de klaagster meer geloof verdient dan dat van de huisarts, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag kunnen worden gelegd. Deze feiten kan het RTG, ook als aan het woord van de klaagster en van de huisarts evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Deze klacht is dan ook ongegrond. Uit deze uitspraak volgt dat bejegeningsklachten bij de tuchtrechter in de regel niet veel kans van slagen hebben. Dit heeft oorzaak dat er bij een consult of huisbezoek vaak maar twee personen aanwezig zijn: de arts en de patiënt. Als partijen elkaar tegenspreken en er geen bijkomend bewijs is (zoals een getuige of een geluidsopname), zal de tuchtrechter de feiten waarop de klacht is gebaseerd niet kunnen vaststellen. Dit betekent dan weer dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Voor zorgverleners is geruststellend dat aan het woord van de patiënt niet per definitie meer geloof wordt gehecht dan aan dat van de aangesproken arts. Het ligt immers op de weg van de klagende partij om de klacht toe te lichten en te onderbouwen, zeker als deze door de arts gemotiveerd wordt betwist. Kakelen is simpel, eieren leggen een kunst.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven