Een telefoontje van de dokter
Regionaal Tuchtcollege Eindhoven, 30 augustus 2023
De beklaagde KNO-arts in deze zaak ziet een patiënte van een collega op het spreekuur zonder dat zij een afspraak heeft gemaakt en zonder verwijsbrief van de huisarts. De KNO-arts doet onderzoek om in te schatten of sprake is van een spoedsituatie. In de keel wordt niets gezien en er is geen spoedsituatie.
Ruim een jaar later wordt bij de patiënte in een ander ziekenhuis een tumor in de keel ontdekt. De KNO-arts belt met een nichtje van de patiënte en tijdens het telefoongesprek zegt zij “mijn oprechte deelneming”.
Nadat de patiënte is overleden dient de echtgenoot een klacht in tegen de KNO-arts. De klacht is tweeledig en omvat een inhoudelijk aspect en een bejegeningsaspect.
Volgens de echtgenoot heeft de KNO-arts de patiënte onvoldoende aandacht gegeven en haar niet serieus genomen. Het bejegeningsaspect houdt in dat de KNO-arts heeft gebeld om de familie te condoleren, terwijl de patiënte niet overleden was.
Het RTG overweegt dat de KNO-arts de patiënte, zonder dat zij op haar spreekuur was ingepland en zonder verwijsbrief van de huisarts, door middel van een slik test en een laryngoscopie heeft onderzocht en dat daarbij geen bijzonderheden zijn gebleken. De KNO-arts heeft gehandeld zoals van haar mag worden verwacht. Dit klachtonderdeel is niet gegrond.
Wat betreft de bejegening heeft de KNO-arts aangegeven dat zij klassiek geschoold is en dat “mijn oprechte deelneming” een klassieke uitdrukking is. Zij wist op het moment van het telefoongesprek dat de patiënte niet was overleden. Het RTG vindt dat de KNO-arts de familie niet heeft gecondoleerd. De door de KNO-arts gebezigde uitdrukking “mijn oprechte deelneming” is wellicht een wat ongelukkige woordkeuze, maar dat maakt niet dat de KNO-arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook dit klachtonderdeel wordt afgewezen.
Deze uitspraak laat zien, dat de woorden van een hulpverlener in de communicatie met een patiënt of familie soms op een goudschaaltje worden gewogen. Soms is een goedbedoelde opmerking of grapje om de lucht te klaren, het enige wat bij de patiënt of de familie van een gesprek bijblijft. Een zorgvuldige woordkeuze die past bij het bevattingsvermogen van de patiënt of de familie en is afgestemd op de context is dan ook erg belangrijk. Het verloop van de communicatie hangt immers meer af van de interpretatie van de ontvanger dan van de intentie van de zender.