Een blote betwisting laat de rechter koud
Hoe gaat de civiele rechter om met partijen die lijnrecht tegenover elkaar staan?
Een vrouw laat tegen contante betaling van € 1.600,= bij een beauty- en massagesalon een behandeling met permanente fillers uitvoeren om haar billen en dijen te verfraaien.
Enkele jaren later krijgt zij last van harde knobbels en pijnklachten in billen en dijen.
De vrouw wordt hierna in een ziekenhuis met lasertherapie behandeld om de pijnklachten te verlichten.
De vrouw spreekt de salon wegens wanprestatie aan. Zij stelt dat gebruik is gemaakt van illegale fillers (PMMA-Metacol uit Colombia) en vordert schadevergoeding.
De salon voert aan dat zij de gewraakte fillers niet heeft toegediend maar slechts af en toe bilmassages te hebben uitgevoerd, die op zichzelf geen schade hebben toegebracht.
De rechtbank stelt voorop dat op de vrouw als eisende partij de bewijslast rust van haar stelling dat de salon degene is die haar de illegale fillerbehandelingen heeft gegeven.
De rechtbank is in deze zaak echter van oordeel dat op grond van de bewijsstukken – waaronder verklaringen van de dochter van de vrouw en een andere vrouw die in de salon werd behandeld – en de door de vrouw zelf gegeven informatie, die de door de rechtbank als zeer authentiek is overgekomen, ‘voorshands’ is bewezen dat de salon de illegale fillerbehandelingen heeft verricht.
Een blote betwisting volstaat bestaat onder deze omstandigheden niet. De salon heeft immers direct na ontvangst van de claim niet betwist de fillerbehandelingen te hebben uitgevoerd, hetgeen voor de hand zou hebben gelegen. Het door de salon overgelegde behandelingsformulier volstaat in dit verband ook niet nu de vrouw heeft gesteld dat er naast de fillerbehandelingen ook massages zijn gegeven.
Ten slotte kan het verweer dat de vrouw geen betalingsbewijs kan overleggen de salon niet baten, nu voor de behandelingen contant moest worden betaald.
Al met al moet de salon tegenbewijs leveren van de voorshands bewezen geachte stelling, dat er één of meer illegale fillerbehandelingen zijn gegeven.
De les die uit deze uitspraak voortvloeit is, dat de partij die wordt aangesproken wegens wanprestatie gemotiveerd en gedocumenteerd verweer moet voeren om met succes een claim af te kunnen houden. Als het verweer, zoals hier, te mager is kan dat tot gevolg hebben dat niet de eisende partij het bewijs moet leveren dat er een fout is gemaakt, maar dat de gedaagde partij moet bewijzen dat er geen fout is gemaakt. Op de partij op wie bewijslast rust, rust ook het bewijsrisico. Anders gezegd: als de salon niet slaagt in het bewijs dat zij geen fillerbehandelingen aan de vrouw heeft gegeven, zal de vordering tot schadevergoeding worden toegewezen.