Home Ergotherapeut hoeft praktijkuitoefening niet direct te staken

KBS

Ergotherapeut hoeft praktijkuitoefening niet direct te staken

In kort geding tussen drie maten in een maatschap voor ergotherapie werd gevorderd dat een van de drie ergotherapeuten haar praktijkuitoefening direct zou staken en gestaakt zou houden. Met deze actie wilden de twee andere maten vooruitlopen op de ontbinding van de maatschap. De voorzieningenrechter wees de vordering echter af. Geoordeeld werd dat de gedaagde maat een groter gerechtvaardigd belang had bij voortzetting van haar praktijk.

De twee eisende maten legden onder meer aan hun vordering ten grondslag dat ernstige klachten over hun collega-maat waren binnengekomen. De voorzieningenrechter overwoog daarover dat, wat er ook zij van de gegrondheid van die klachten, het geen klachten betreffen van patiënten die op dat moment door de maat in kwestie werden behandeld. Verder werd door de eisende maten gesteld dat van voortzetting door de maat van haar werkzaamheden slechts onheil valt te verwachten en dat de maat patiënten en de praktijk (nog steeds) schade toebrengt. Volgens de voorzieningenrechter kon dit in het kort geding echter in onvoldoende mate worden vastgesteld.

De voorzieningenrechter oordeelde in de kern dat het belang bij de eisende maten, met name om niet langer met hun collega-maat te hoeven samenwerken, niet opweegt tegen het gerechtvaardigde en voor zich sprekende belang van deze collega-maat bij voortzetting van haar praktijkuitoefening. Voor dat oordeel was doorslaggevend het feit dat alle drie de maten hun eigen patiënten behandelen, geheel zelfstandig werken en – zoals op de zitting bleek – niet op dezelfde locatie werken, terwijl bovendien frequent functioneel contact niet noodzakelijk lijkt en er sprake is van een overgangsperiode nu het op termijn uit elkaar gaan van partijen in de rede ligt.

Omdat de verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord waren, is het zeer waarschijnlijk dat de bodemrechter de maatschap zal ontbinden. Ook de voorzieningenrechter sprak deze verwachting uit. Daarop kon echter in deze zaak geen voorschot worden genomen door in kort geding te vorderen dat de praktijkvoering door de collega-maat al eerder diende te worden gestaakt. Voor een dergelijke onmiddellijke voorziening moet aantoonbaar meer aan de hand zijn, bijv.. als zou blijken dat door gedragingen van een maat de patiëntveiligheid in het gedrang zou zijn of indien de besluitvorming binnen de maatschap structureel zou worden belemmerd. Dergelijke omstandigheden bleken in deze zaak echter niet te spelen, althans dit was niet aangevoerd.

Voor de uitspraak, klik hier.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven