Grasduinen in het medisch dossier bestraft
Regionaal Tuchtcollege Zwolle, 11 oktober 2024
In deze tuchtzaak dient een GGZ-instelling als voormalig werkgever een klacht in tegen een GZ-psycholoog wegens het onbevoegd inzien van een medisch dossier van een patiënt. De werkgever had aan het elektronisch patiëntendossier een autorisatiematrix toegevoegd met ‘behandelrelaties’, waarmee alleen behandelaren die geregistreerd stonden als rechtstreeks bij de behandeling betrokken direct toegang hadden tot het medisch dossier en anderen alleen met de bijzondere procedure (de noodknop). Uit het logboek bleek evenwel dat de GZ-psycholoog geregeld in het medisch dossier van de patiënt had gekeken en ook diverse rapportages had ingezien. Ook kon de GZ-psycholoog het logboek van het administratieve gedeelte van het elektronisch patiëntendossier inzien waardoor zij het verloop van de behandeling van de patiënt kon blijven volgen en ook kon worden doorgeklikt naar andere brieven. De GZ-psycholoog was geen behandelaar maar heeft naar eigen zeggen een affectieve relatie met de patiënt gehad. In totaal had de GZ-psycholoog op 162 kalenderdagen het patiëntendossier ingezien met een totaal van 678 toegangsregels. De voormalig werkgever diende een klacht in met als motivering een ‘stok achter de deur’ te willen hebben.
De GZ-psycholoog erkent bij de tuchtrechter dat zij zonder dat er sprake was van een behandelrelatie in het medisch dossier van de patiënt te hebben gekeken.
Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) verklaart de klacht gegrond en legt de GZ-psycholoog een geheel voorwaardelijke schorsing van drie maanden op. De motivering voor deze maatregel is dat het onbevoegd inzien van een medisch dossier door een niet-betrokken zorgverlener de privacy van de patiënt schaadt, die in een kwetsbare positie is. De GZ-psycholoog wist dat zij het medisch dossier van de patiënt niet had mogen inzien. De door de GZ-psycholoog aangevoerde verzachtende omstandigheden (excuses, spijt, lering, therapie, complexe situatie, eerste keer met de tuchtrechter in aanraking) worden door het RTG gewogen maar onvoldoende bevonden voor een lichte(re) maatregel. Gelet op de aard en ernst van het handelen van de GZ-psycholoog is – ter bescherming van eventuele toekomstige patiënten – een voorwaardelijke schorsing met een aantal bijzondere voorwaarden volgens het RTG passend.
Uit deze uitspraak volgt, dat klachten met betrekking tot het als zorgverlener onbevoegd inzien van een medisch dossier van een patiënt, cliënt of derde vrijwel altijd gegrond is. Afhankelijk van de aard en ernst van de inbreuk op de privacy kan dat, zoals in dit geval, tot een relatief zware maatregel leiden. In deze zaak werd de klacht niet ingediend door de patiënt zelf maar door de voormalig werkgever van de GZ-psycholoog. De Wet BIG biedt daartoe met artikel 65 lid 1 aanhef en onder c de mogelijkheid. Een veelgehoord argument om als (voormalig) werkgever een klacht tegen een (voormalig) werknemer in te dienen is dat daarmee zowel intern als extern een signaal wordt afgegeven dat ten aanzien van ernstige misstanden in de zorg een Zero-tolerance-beleid wordt gevoerd. Wie het van de werkgever niet wil horen, moet het kennelijk van de tuchtrechter maar voelen.