Home Het doktersbriefje bij de tuchtrechter

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Het doktersbriefje bij de tuchtrechter

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam, 18 februari 2025

ECLI:NL:TGZRAMS:2025:33

De beklaagde huisarts in deze tuchtzaak schrijft op verzoek van een belangenbehartiger over één van zijn patiënten dat er geen aanwijzingen bestaan voor enige vorm van dementie.

De levenspartner met wie de patiënt in een juridische procedure verwikkeld is geraakt dient een klacht in tegen de huisarts en stelt dat deze ten onrechte een zogeheten geneeskundige verklaring over zijn patiënt heeft afgegeven.

Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) toetst de klacht aan de tweede tuchtnorm (art. 47 lid 1 sub b Wet BIG) en beoordeelt of de huisarts heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Volgens vaste tuchtrechtspraak kan dit het geval zijn indien een derde wordt benadeeld door handelen van de beroepsbeoefenaar, zoals wanneer iemand nadelige gevolgen ondervindt van de geneeskundige verklaring de beroepsbeoefenaar. Dat is hier het geval.

Het RTG neemt de KNMG richtlijn Omgaan met medische gegevens (nb. versie 2018) tot uitgangspunt. In deze richtlijn wordt artsen afgeraden een (schriftelijke) verklaring af te geven ten behoeve van een patiënt die onder behandeling van die arts staat of stond. Een geneeskundige verklaring bevat een op medische gegevens gebaseerd waarde-oordeel over de patiënt en diens gezondheidstoestand.

Het afgeven van een geneeskundige verklaring door behandelend artsen wordt afgeraden omdat het vaak gaat om het belang van de patiënt dat buiten de deskundigheid en verantwoordelijkheid van de arts ligt en een ander doel dient dan de behandeling of begeleiding. Het afgeven van een waarde-oordeel dat een ander doel dient dan de behandeling of begeleiding, moet gebeuren door een onafhankelijke arts die deskundig is op het gebied van de vraagstelling, aldus de richtlijn.

Het RTG stelt vast dat de verklaring die door de huisarts is opgesteld een ander doel diende dan de behandeling of begeleiding van de patiënt. Vangwege de context waarin de verklaring is afgegeven – een juridisch conflict – en de inhoud daarvan is sprake van een waarde-oordeel over de patiënt zoals de richtlijn dat beschrijft. Het gegeven dat de huisarts rust probeerde te brengen voor zijn patiënt, die door de situatie ernstige stress- en paniekklachten ervaarde, doet aan de gegrondheid van de klacht niet af. De klacht wordt gegrond verklaard en de huisarts krijgt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Uit deze uitspraak volgt, dat artsen soms met de beste bedoelingen een schriftelijke verklaring over een patiënt afgeven om zo een goed woordje voor hem of haar te doen. Hierbij is het echter oppassen geblazen. Zeker wanneer er op de achtergrond een juridisch aspect – zoals een (echt)scheiding, geschillen over een omgangsregeling met kinderen, de aanvraag voor een huurwoning of een aanspraak op een uitkering – speelt. Het is om die reden dan ook verstandig dat een behandelend arts zijn patiënt die om een dergelijke verklaring vraagt verwijst naar een onafhankelijke arts. Hiermee voorkomt een behandelend arts dat hij zich mengt in een veelal juridisch onoverzichtelijke situatie met een onzekere uitkomst, waarbij ook de vertrouwensrelatie met de patiënt in gevaar kan komen. Een zucht zegt onder dit soort omstandigheden vaak meer dan een zin.   

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven