02.07.2021
Inroeping ontbindende voorwaarde in arbeidsovereenkomst vanwege ontbreken VOG slaagt: arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd
De kantonrechter van de rechtbank Rotterdam heeft op 9 juni 2021 geoordeeld dat een werkgever de arbeidsovereenkomst met een werkneemster rechtsgeldig heeft beëindigd door de inroeping van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde.
Feiten
De werkneemster is op 16 november 2020 in dienst getreden bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zeven maanden.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat de werkneemster uiterlijk twee maanden na de indiensttreding, de screening zoals vereist voor de functie compleet en met positief resultaat heeft afgerond. Onderdeel van de screening was het aanleveren van een VOG. Bij gebreke daarvan zou de arbeidsovereenkomst van rechtswege en met onmiddellijke ingang eindigen per 16 januari 2021 zonder dat opzegging daarvoor vereist was of dat de werkneemster aanspraak had op enige vergoeding.
Op 18 januari 2021 heeft de werkgever de werkneemster geschreven dat zij heeft vernomen dat de screening niet is afgerond vanwege het ontbreken van de verplicht gestelde VOG. Aan werkneemster is toen een laatste kans geboden om alsnog een VOG aan te leveren bij het screeningsbureau en ervoor zorg te dragen dat de screening uiterlijk 30 januari 2021 zou zijn afgerond. Werkneemster is er verder op gewezen dat mocht de screening voor die datum niet zijn afgerond de ontbindende voorwaarde in werking zou treden en haar arbeidsovereenkomst alsnog van rechtswege zou eindigen zonder dat nadere opzegging is vereist en wel per 30 januari 2021.
Werkneemster laat vervolgens ook die termijn verstrijken en op 1 februari 2021 bericht de werkgever aan de werkneemster dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege met onmiddellijke ingang per 30 januari 2021 is geëindigd omdat vanwege het niet tijdig aanleveren van de VOG.
Kantonrechter
De werkneemster is het niet eens met de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst en start een procedure bij de kantonrechter te Rotterdam. De werkneemster verzoekt de kantonrechter de opzegging te vernietigen, de werkgever te verplichten haar toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden en aan haar het loon vanaf 31 januari 2021 te betalen. Daarnaast verzoekt de werkneemster om de werkgever te veroordelen tot het betalen van de billijke vergoeding, de wettelijke transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding in verband met de onrechtmatige opzegging.
Ter onderbouwing van haar verzoeken stelt de werkneemster zich op het standpunt dat zij geen Digi-D (wat noodzakelijk was om een VOG op te vragen) bezat en dat zij deze meermaals heeft moeten opvragen.
Voorts meende de werkneemster dat van rechtsgeldige beëindiging geen sprake kon zijn omdat zij na de brief van 18 januari 2021 gewoon heeft doorgewerkt. Voorts is de werkneemster naar eigen zeggen enkel akkoord gegaan met een ontbindende voorwaarde met een termijn tot 16 januari 2021, zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. Werkneemster stelt zich ook op het standpunt dat de verlenging van de termijn voor het aanleveren van de VOG en daarmee het verschuiven van de ontbindende voorwaarde, zonder haar instemming is gebeurd.
Beoordeling
De kantonrechter overweegt dat niet ter discussie staat dat voor de uitoefening van de functie die de werkneemster bij de werkgever vervulde een VOG wettelijk verplicht is. De kantonrechter overweegt vervolgens dat vooropgesteld dient te worden dat de werkneemster zelf verantwoordelijk is voor het tijdig aanvragen en aanleveren van haar VOG. De werkgever kan bovendien geen invloed uit oefenen op de verkrijging van een VOG. De vertragingen in het aanvragen en verkrijgen van een VOG komen in beginsel dan ook in rekening en risico van de werkneemster. Uit de stukken is de kantonrechter gebleken dat de werkgever de werkneemster meermaals heeft gewezen op haar verplichting om tijdig een VOG aan te leveren na haar indiensttreding alsook op de consequenties bij het uitblijven van de tijdige aanlevering daarvan.
De kantonrechter overweegt voorts dat door de Hoge Raad is bepaald dat het opnemen van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst in bepaalde omstandigheden mogelijk is, indien is voldaan aan drie elementen:
- Het opnemen van ontbindende voorwaarde mag geen strijdigheid opleveren met het stelsel van het gesloten ontslagrecht;
- De vervulling van ontbindende voorwaarde dient objectief te worden bepaald;
- Na de op vervulling van de ontbindende voorwaarde moet geen invulling meer kunnen worden gegeven aan de arbeidsovereenkomst, deze dient dus inhoudsloos te zijn.
De kantonrechter overweegt dat in deze kwestie aan voornoemde drie elementen is voldaan. Ten aanzien van het laatste element, is van belang dat de functie van de werkneemster niet kan worden uitgeoefend zonder VOG, waardoor de arbeidsovereenkomst bij gebreke van een VOG inhoudsloos wordt.
Ten aanzien van het standpunt van werkneemster dat zij na ommekomst van de termijn waarbinnen de ontbindende voorwaarde van toepassing zou zijn heeft doorgewerkt, overweegt de kantonrechter van dat partijen worden geacht met de verlenging van de termijn waarbinnen de VOG aangeleverd diende te worden, tevens een verlenging van het intreden van ontbindende voorwaarde te zijn overeengekomen. Het was de werkneemster die in eerste instantie uitstel verzocht voor het aanleveren van de VOG. Het verzochte uitstel werd door de werkgever verleend. Niet is gebleken dat de werkgever, bij de door haar toegestane verlenging van de termijn waarbinnen de VOG diende te worden aangeleverd, de ontbindende voorwaarde op enigerlei wijze heeft prijsgegeven. Uit de brief van 18 januari 2021 aan de werkneemster, volgt duidelijk dat de werkgever de ontbindende voorwaarde handhaaft waarbij een concrete termijn is genoemd.
De kantonrechter wijst de verzoeken van de werkneemster af.
Bij vragen over dit ontbindende voorwaarden in arbeidsovereenkomsten kunt u contact opnemen met Suzanne Steegmans, Debby Kolk of Zorana Koria