Home Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht, juni 2021

KBS

Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht, juni 2021

Zorgverzekeringswet (Zvw)

ECLI:NL:RBZWB:2020:7128
Inkoopbeleid zorgverzekeraar onvoldoende transparant. Hervatten onderhandelingen met betrekking tot sluiten zorgovereenkomst of betaalovereenkomst met zorgverlener.

ECLI:NL:GHDHA:2021:943
Digitaal contracteer proces zorgovereenkomst; waarborgen met betrekking tot de veiligheid en betrouwbaarheid daarvan.

ECLI:NL:GHDHA:2021:1063
Verzekeringsrecht, zorgverzekering, niet gecontracteerde sGGZ-zorg; niet voldaan aan polisvoorwaarden ten aanzien van onder meer betrokkenheid psychiater bij indicatiestelling en behandeling, behandelplan.

ECLI:NL:GHSHE:2021:1448
Geschil tussen apotheek en zorgverzekeraar over vergoeding magistrale bereiding dexmethylfenidaat.

Jeugdwet

ECLI:NL:RBMNE:2021:2420
Kort geding. Inkoopprocedures van een gemeente voor jeugdhulp in de vorm van specialistische GGZ (SAS-procedure) en flexible assertive community treatment (open-houseprocedure). Eerste geschilpunt: Heeft de gemeente op de juiste wijze toepassing gegeven aan artikel 2.12 Jw en de omliggende rechtsregels voor wat betreft het vaststellen en inzichtelijke maken van de tarieven? Oordeel: Er is in het kader van de inkoopprocedures te weinig inzicht geboden in de totstandkoming en het realiteitsgehalte van de tarieven, in het licht van de relevante kostprijselementen. Dat zal de gemeente dus alsnog moeten doen (in het kader van de inkoopprocedures). Tweede geschilpunt: Heeft de gemeente in strijd gehandeld met het aanbestedingsrechtelijke proportionaliteitsbeginsel voor wat betreft de voorwaarden voor de intensiteit (het aantal uren per week) en de duur (het aantal maanden) van de behandeling? Oordeel: De voorwaarden rondom de intensiteit (het aantal uren per week) van de behandeling zijn onduidelijk in het licht van uiteenlopende uitingen van de gemeente, zodat niet kan worden beoordeeld of zij proportioneel zijn. De gemeente zal duidelijkheid moeten bieden. Ten aanzien van de duur van de behandeling (het aantal maanden) geldt niet dat de voorwaarden disproportioneel zijn. Slotsom: Als de gemeente de inkoopprocedures wil voortzetten, zal zij een aantal gebreken daaraan moeten herstellen.

Wmo 2015

ECLI:NL:RBOVE:2021:2289
Nakoming verplichtingen raamovereenkomst Wmo. Toerekenbare tekortkomingen die ontbinding kunnen rechtvaardigen?

ECLI:NL:RBAMS:2021:2993
Gemeente hoeft ontbinding contracten met WMO-zorgverlener niet terug te draaien. Integriteitsrisico. Toepasselijkheid Beleidsregel Integriteit en Overeenkomsten (BIO). Meewerken overdracht cliënten in reconventie toegewezen.

Geneesmiddelenwet

ECLI:NL:RVS:2021:1421
Bij besluit van 20 augustus 2018 heeft de minister voor Medische Zorg [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.000,00 wegens overtreding van de Geneesmiddelenwet. Deze zaak gaat over een door de minister aan [appellante] opgelegde bestuurlijke boete. [appellante] is gevestigd op Curaçao en exploiteert de website www.dokteronline.com. Volgens het Handelsregister Curaçao houdt [appellante] zich onder meer bezig met “het uitoefenen van internationale e-commerce activiteiten, waaronder mede begrepen, doch niet daartoe beperkt, automatisering, marketing, bemiddeling, advisering, houden van intellectuele eigendommen, bemiddeling in de medische zorg, verschaffen van professioneel platform voor online consultatie en voorschrijving van medicijnen via het internet alsmede de ontwikkeling en begeleiding van de daarvoor benodigde processen in de ruimste zin, onder meer door gebruikmaking van geavanceerde communicatiemiddelen.”

ECLI:NL:RVS:2021:1422
Bij besluit van 19 december 2017 heeft de minister voor Medische Zorg [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 102.000,00 wegens overtreding van de Geneesmiddelenwet. Deze zaak gaat over een door de minister aan [appellante] opgelegde bestuurlijke boete. [appellante] is gevestigd op Curaçao en exploiteert de website www.dokteronline.com. Volgens het Handelsregister Curaçao houdt [appellante] zich onder meer bezig met “het uitoefenen van internationale e-commerce activiteiten, waaronder mede begrepen, doch niet daartoe beperkt, automatisering, marketing, bemiddeling, advisering, houden van intellectuele eigendommen, bemiddeling in de medische zorg, verschaffen van professioneel platform voor online consultatie en voorschrijving van medicijnen via het internet alsmede de ontwikkeling en begeleiding van de daarvoor benodigde processen in de ruimste zin, onder meer door gebruikmaking van geavanceerde communicatiemiddelen.”

Wet kunstmatige bevruchting donorgegevens (Wdkb)

ECLI:NL:RBDHA:2021:5461
En in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/584962/HA ZA 19-1261.
Anonimiteit zaaddonor onder de Wet kunstmatige bevruchting donorgegevens (Wdkb). Zaak tegen de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB) en tegen de kliniek.

De overgangsregeling uit de Wdkb moet buiten toepassing blijven vanwege strijd met artikel 8 EVRM en artikel 7 IVRK. SDKB moet de hoofdregel van artikel 3 Wdkb toepassen, waarin het bekendmaken van de donorgegevens uitgangspunt is, behoudens zwaarwegende belangen van de donor.

De kliniek moet de medische behandelingsovereenkomsten met de moeders nakomen. Zij moet de donorgegevens verstrekken, tenzij er zwaarwegende redenen zijn van de donor om dat niet te doen.

Bekostiging

ECLI:NL:GHDHA:2021:1005
Bekostigingssysteem van ziekenhuizen. Herwaardering onderhanden werk van ziekenhuis. Vraag of het een zorgverzekeraar vrijstond om een bedrag te verrekenen met nog openstaande declaraties van het ziekenhuis omdat dit bedrag – vanwege een wijziging van de waarderingsgrondslag van het onderhanden werk in 2012 – niet aan het ziekenhuis toekomt. Uitleg overeenkomst. Eisen van redelijkheid en billijkheid van art. 6:248 lid 1 BW.

Privacy

ECLI:NL:RBOVE:2021:2264
Op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a van de AVG recht op wissing persoonsgegevens in jeugdhulpdossier; beroep gegrond en toekenning van schadevergoeding van € 125- aan eiseres en € 125- aan zoon.

ECLI:NL:RBMNE:2020:4507
Melding aan de VIR betekent verwerking persoonsgegevens, als bedoeld in art 14 Avg, daarom moeten betrokkenen daar over geïnformeerd worden. Verzoek om persoonsgegevens uit de VIR te verwijderen is een verzoek om gegevenswissing als bedoel in art. 17 Avg.

Toezicht

ECLI:NL:RBZWB:2021:3186
Openbaar maken van een inspectierapport.

ECLI:NL:RVS:2021:1407
Bij besluit van 6 augustus 2018 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het Pieter Baan Centrum afgewezen. [appellant] heeft de AP verzocht handhavend op te treden tegen het PBC, onder meer door het opleggen van een bestuurlijke boete, wegens overtreding van artikel 9, vierde lid, en artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Aanleiding voor het verzoek is dat in een door [appellant] tegen de (waarnemend) directeur van het PBC aangespannen klachtprocedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door het PBC een aantal bij brief van 5 januari 2018 nader aan [appellant] verstrekte stukken met daarin hem betreffende medische gegevens ook aan het tuchtcollege is toegezonden.

Zorg- en huurovereenkomst

ECLI:NL:RBOVE:2021:2097
Vordering ontruiming woning na opzegging huur door Thuiszorg. Gecombineerde huur- en zorgovereenkomst. Onderhuurovereenkomst. Het zorgelement is niet doorslaggevend. Geen rechtsverhouding meer tussen partijen.

Thuiszorg niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI:NL:RBOVE:2021:2549
Zorgovereenkomst met daaraan gekoppeld een woon- cq huurovereenkomst. Omdat de zorgovereenkomst afloopt vordert eiseres ontruiming van het gehuurde. Vordering afgewezen.

Overig

ECLI:NL:RBNNE:2020:2626
Deze zaak gaat over de herziening van lopende indicaties (voor beschermd wonen en begeleiding) in de vorm van een pgb van elf voormalige cliënten van de zorgverlener onder de voorwaarde dat met het toegekende pgb in ieder geval géén zorg meer mag worden ingekocht bij deze zorgaanbieder, omdat de kwaliteit van de zorgverlening onvoldoende is en de veiligheid in het geding is. Niet (meer) in geschil is dat de zorgverlener een eigen zelfstandig belang heeft bij de in deze zaak voorliggende pgb-beschikkingen, omdat aannemelijk is dat de zorgverlener rechtstreeks in haar vermogenspositie wordt geraakt. Immers, de gestelde voorwaarde dat het pgb niet mag worden besteed bij het zorgcentrum heeft voor dat zorgcentrum directe zakelijke en financiële gevolgen, die niet uitsluitend voortvloeien uit de contractuele relatie die zij met deze cliënte heeft. Zie in dit verband: de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:655 en ECLI:NL:CRVB:2019:669. Er is dus geen sprake meer van een ‘slechts’ afgeleid (contractueel) belang.

De bepalingen over de bezwaartermijn zijn van openbare orde. In beginsel behoort het tot de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene (in dit geval: de zorgverlener) om tegen een hem onwelgevallig besluit tijdig bezwaar te maken. De pgb-beschikkingen zijn destijds overeen-komstig de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze rechtsgeldig bekendgemaakt. Het bezwaarschrift is ruimschoots later dan de laatste dag van de bezwaartermijn per e-mail of ter post is bezorgd of verzonden. Het bezwaar is dus te laat gemaakt. Niet overtuigend en genoegzaam is komen vast te staan dat verweerder aan de zorgverlener uitlatingen heeft gedaan in die zin dat zij geen belanghebbende was bij de pgb-beschikkingen en daarom daartegen geen bezwaar zou kunnen maken. Het belang van eiseres (zorgverlener) bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar kan hieraan niet afdoen. De door eiseres aan verweerder opgegeven redenen zijn niet voldoende voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het bezwaar tegen de primaire besluiten is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

ECLI:NL:GHARL:2021:5671
Ontvankelijkheid. “Eén keer schieten”-regel uit HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3160 en HR 25 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:96.

Huur bedrijfsruimte. Hoofdelijke aansprakelijkheid (indirect) bestuurders (appellanten sub 2 en 3) van huurder (appellante sub 1) jegens verhuurder (geïntimeerde) voor huurachterstand, schadevergoeding wegens gederfde huurinkomsten na ontbinding van huurovereenkomst en schadevergoeding wegens onjuiste oplevering van gehuurde. Art. 6:162 BW en art. 2:11 BW.

In gehuurde was zorginstelling gevestigd waarvan (indirect) bestuurders van huurder ook (indirect) bestuurders zijn. Zorginstelling is ernstig tekortgeschoten in zorg voor en toezicht op haar cliënten. (Indirect) bestuurders hadden gelet op verwevenheid van zorginstelling en huurder moeten weten of redelijkerwijze moeten begrijpen dat tekortschieten zorginstelling tot gevolg zou hebben dat huurder haar verplichtingen jegens verhuurder niet zou kunnen komen.

ECLI:NL:RBNHO:2021:4846
Deze zaak gaat over de vraag of het Dijklander Ziekenhuis door het gebruik van de naam ‘Centrum voor Kinderwens’ en de domeinnaam www.centrumvoorkinderwens.nu – voor de op 1 februari 2021 door haar geopende IVF-kliniek – inbreuk pleegt op de handelsnaam ‘Medisch Centrum Kinderwens’, die sinds 2006 wordt gebruikt voor de IVF-kliniek van Kinderwens MC (dan wel van een aan haar gelieerde onderneming) alsmede op het woord/beeldmerk dat voor laatstgenoemde kliniek wordt gebruikt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er geen sprake van inbreuk op handelsnaam- of merkrechten omdat er geen direct dan wel indirect verwarringsgevaar valt te duchten. ‘Medisch Centrum Kinderwens is namelijk een volledig beschrijvende handelsnaam, waaraan in beginsel geen onderscheidend vermogen toekomt. De Handelsnaamwet biedt in dat geval geen dan wel slechts geringe bescherming, tenzij kan worden gesproken van inburgering. Inburgering wordt niet aangenomen. Geoordeeld wordt dat het relevante publiek meer oplettend zal zijn dan het normaal oplettende consumentenpubliek. Dat publiek zal zich er van bewust zal zijn dat er aanbieders zijn met sterk gelijkende handels- en/of domeinnamen of aanbieders die zich met de zoekterm ‘kinderwens’ willen laten vinden, zodat zij bijzonder oplettend zullen zijn met welke kliniek zij concreet van doen hebben. De voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat het relevante publiek de verschillen tussen ‘Medisch Centrum Kinderwens’ en Centrum voor Kinderwens’ eenvoudig zal opmerken en neemt geen handelsnaaminbreuk aan. Ook inbreuk op het woord/beeldmerk wordt niet aangenomen omdat de aanduidingen die partijen gebruiken onvoldoende met elkaar overeenstemmen. De vorderingen van Kinderwens MC worden afgewezen.

vorige overzicht

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven