03.06.2021
Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht, mei 2021
Zorgverzekeringswet (Zvw)
ECLI:NL:GHARL:2021:4409
Hoger beroep verstekvonnis. Zorgverzekeringsovereenkomst door verzekeringsnemer opgezegd? Nee, staat voldoende vast dat verzekeringsnemer nog een schuld aan Zilveren Kruis open had staan. Ex artikel 8a lid 1 Zvw kan de overeenkomst in dat geval niet door de verzekeringsnemer worden opgezegd. Hof bekrachtigt.
ECLI:NL:RBGEL:2021:2518
Onrechtmatig handelen. Geen beroep op naleving inkoopbeleid bij sluiten zorgovereenkomst met andere zorgaanbieder. Geen nieuwe toetreder bij verhuizing apotheek met uitdeelposten. Afwijzing.
ECLI:NL:RBNHO:2021:4245
Kort geding over mededelingen van apotheek Regenboog over zorgverzekeraar VGZ. Afbouwmedicatie anti-depressiva, taperingstrips. Transparantieregeling NZa. Mededelingen van Regenboog niet onjuist of onrechtmatig. Geen verzekeringsadvies in de zin van Wft. Vermelding van namen van medewerkers van VGZ in strijd met AVG. Rectificatie.
ECLI:NL:RBGEL:2020:7136
Kort geding. Verbod in polisvoorwaarden voor verzekerden om hun vorderingen op de zorgverzekeraar aan derden (zorgaanbieders) over te dragen niet in algemene zin onrechtmatig.
Wmo 2015
ECLI:NL:GHARL:2021:4410
De gemeente heeft de Wmo beschikkingen van een aantal cliënten van een zorginstelling gewijzigd waardoor deze cliënten geen zorg meer mochten inkopen bij deze instelling. Vooruitlopend daarop heeft de gemeente een tijdelijke alternatieve verblijfplaats voor deze en enkele andere cliënten geregeld en heeft ze de verhuizing van deze cliënten naar die verblijfplaats georganiseerd. Volgens de gemeente was bij de zorginstelling sprake van een onveilige situatie. Volgens het hof valt dit feitelijke handelen van de gemeente niet onder de reikwijdte van de formele rechtskracht van de Wmo-beschikkingen. De gemeente heeft onrechtmatig gehandeld bij de door haar geregisseerde verhuizing en bij haar uitlatingen in de pers over die ontruiming. De vorderingen van de zorginstelling tot schadevergoeding en tot een rectificatie worden (deels) toegewezen.
Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)
ECLI:NL:RBROT:2021:4346
Om aanspraak te kunnen maken op verzekerde geneeskundige GGZ en dus om uiteindelijk als zorgaanbieder de DBC in rekening te kunnen brengen bij de zorgverzekeraar, moet er sprake zijn van een psychische stoornis en om dat laatste te bepalen moet de gestelde diagnose worden geclassificeerd op grond van de DSM en specifiek voor de hier in het geding zijnde periode: de DSM-IV-TR. De rechtbank overweegt dat de classificatie als OSS niet, althans niet op basis van de dossiers, voldoet aan het in DSM-IV-TR genoemde gemeenschappelijke kenmerk van somatoforme stoornissen en dat evenmin is voldaan aan het B-criterium van OSS. De betwisting van HSK is onvoldoende om twijfel te zaaien bij het standpunt van de NZa dat sprake is van burn-out. De conclusie is dat NZa zich terecht op het standpunt stelt dat HSK artikel 35, eerste lid, onder e, van de Wmg heeft overtreden. De behandeling volgens het burn-out protocol van HSK is hoofdzakelijk gericht op het identificeren en hanteerbaar maken van de oorzaken van de klachten en niet op de gevolgen van de onverklaarde somatische klachten en daarmee past die behandeling niet bij de door HSK gestelde diagnose OSS. Dat betekent dat HSK zorg gericht op de behandeling van burn-out klachten in rekening heeft gebracht. Burn-out klachten vallen echter niet onder de volgens het basispakket verzekerde zorg voor de Zvw en behandelingen daarvoor worden niet vergoed op grond van de zorgverzekering. De conclusie is dat NZa zich terecht op het standpunt stelt dat HSK artikel 35, eerste lid, onder c, van de Wmg heeft overtreden. HSK heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete. Gelet op de lange duur van de overtreding en het daarmee door HSK behaalde voordeel acht de rechtbank de opgelegde boete passend en geboden.
ECLI:NL:CBB:2021:456
Voorlopige voorziening. Marktanalysebesluit gericht aan een zorgaanbieder. Bij het marktanalysebesluit zijn aan de zorgaanbieder een transparantieverplichting en een contracteerverplichting opgelegd omdat de zorgaanbieder volgens de NZa op een aantal relevante markten over aanmerkelijke marktmacht (AMM) beschikt waardoor sprake is van (potentiële) mededingingsproblemen. De NZa acht het aannemelijk dat de zorgaanbieder op de relevante markten de mogelijkheid en de prikkel heeft tot mededingingsbeperkend uitbuitend gedrag, doordat zij in staat is om onbillijke contractvoorwaarden te hanteren en ondoelmatige zorg te leveren. De zorgaanbieder stelt dat zij niet over AMM beschikt, omdat de zorgverzekeraars over compenserende marktmacht beschikken. De zorgaanbieder betwist ook dat reeds bij het beschikken over AMM een transparantieverplichting en een contracteerverplichting kunnen worden opgelegd. De zorgaanbieder betwist voorts dat sprake is van (potentieel) mededingingsbeperkend uitbuitend gedrag.
De voorzieningenrechter overweegt dat niet vereist is dat daadwerkelijk mededingingsbeperkend gedrag dan wel misbruik van een machtspositie heeft plaatsgevonden. De aanwezigheid van AMM op een relevante markt in combinatie met de mogelijkheid en prikkel om over te gaan tot een mededingings-beperkende gedraging, geeft NZa de bevoegdheid tot het opleggen van een – proportionele – maatregel. Naar voorlopig oordeel heeft de NZa terecht vastgesteld dat de zorgaanbieder over AMM beschikt en dat sprake is van potentiële mededingingsproblemen. Het gaat dan met name om onvoldoende informatie op het gebied van de doelmatigheid van de geboden zorg, waardoor de zorgverzekeraars moeilijk kunnen sturen op de doelmatigheid en tevens de billijkheid van door de zorgaanbieder gewenste contractvoorwaarden niet of lastig vanuit het doelmatigheidsperspectief kunnen beoordelen en zij zich mede daardoor gedwongen kunnen voelen in te stemmen met voorwaarden waarmee zij onder normale mededingingsverhoudingen niet akkoord zouden gaan. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Privacy
ECLI:NL:RBNHO:2021:4235
Verzoek tot vernietiging van persoonsgegevens op grond van artikel 17 lid 1 AVG juncto artikel 7.3.9 lid 1 Jeugdwet wordt toegewezen.
Maatschapsgeschil
ECLI:NL:GHDHA:2021:723
Kort geding. Toetreding door een arts tot een maatschap. Opzegging van de overeenkomst binnen de kennismakingsperiode van 6 maanden. Is deze (in de maatschapsovereenkomst opgenomen) kennismaking in dit geval van toepassing?
Beëindigen zorgovereenkomst
ECLI:NL:RBOVE:2021:1799
Eiser meende dat Stichting Buurtzorg ten onrechte de zorgovereenkomst met zijn moeder had opgezegd en dat zij daarom gehouden waren de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. Zowel de vordering in conventie als in reconventie wordt afgewezen.