Home Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht maart 2022

KBS

Jurisprudentieoverzicht Gezondheidsrecht maart 2022

Zorgverzekeringswet (Zvw)

ECLI:NL:RBGEL:2022:1437
Zorgverzekeringsrecht. PGB-fraude? Gedeclareerde zorg verleend? Valse handtekeningen? Rechtsgeldige terugvordering? Bewijsopdracht zorgkantoor. Terugvorderingsbesluit in werking getreden door bekendmaking aan bewindvoerder.

ECLI:NL:RBDHA:2022:2380
Kort geding over besluit van de minister om een geneesmiddel niet op te nemen in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). De minister kon in redelijkheid weigeren een vertrouwelijke afspraak te maken voor het geneesmiddel. Nu de voorwaarde van vertrouwelijkheid niet aanvaardbaar was voor de minister, kon de minister tot de conclusie komen dat het geneesmiddel een onnodig hoge prijs heeft.

Jeugdwet

ECLI:NL:RBLIM:2022:1541
Vordering tot heraanbesteding subsidiair schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Eiseres is de huidige contractspartij van de gemeente, die niet heeft ingeschreven op de aanbesteding voor de opvolgende periode, Beslissing gebaseerd op antwoorden van de gemeente naar aanleiding van vragen van derden, een en ander in de nota’s van inlichtingen. Vordering tot vernietiging niet toewijsbaar nu niet ook de nieuwe contractspartij van de gemeente is gedagvaard. Ook subsidiaire vordering niet toewijsbaar: geen onrechtmatigheid (eiseres had zelf op haar eigen situatie toegespitste vragen moeten stellen alvorens te beslissen om al dan niet in te schrijven); ook schade en causaal verband onvoldoende onderbouwd.

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)

 ECLI:NL:RBLIM:2022:904
Wmo 2015, vermelding tarief zorgaanbieder in natura is geen besluit, civiel geschil over uitleg contract, gebrek aan procesbelang, niet-ontvankelijk.

ECLI:NL:RBNNE:2022:872
Aanbesteding van Wmo-diensten in de gemeenten Oldambt, Stadskanaal en Pekela.
De gemeenten hebben aanbestedingsstukken opgesteld, waartegen aanbieders bepaalde bezwaren hebben geuit. De voorzieningenrechter acht een gedeelte van deze bezwaren terecht en bepaalt om die reden dat de gemeenten de aanbestedingsprocedure niet ongewijzigd mogen voortzetten. Het verweer van de gemeenten dat de aanbieders op bepaalde punten te laat zouden hebben geklaagd, wordt verworpen (Grossmann-verweer).

ECLI:NL:RBOVE:2022:611
Aanbesteding. Niet wordt voldaan aan de gestelde integriteits- en kwaliteitseisen, omdat op het aanbestedingsformulier niet is vermeld dat een bestuursrechtelijke overtreding is begaan. Die bestaat uit het herhaaldelijk niet voldoen aan het verzoek van de ingeschakelde toezichthouder om informatie en inzage te verschaffen die nodig is om te controleren of er uitsluitingsgronden zijn en of aan de selectiecriteria is voldaan. Tussen partijen is in geschil of de gevraagde informatie, die onder meer betrekking heeft op de financiële situatie en de geldstromen van het bedrijf en aan haar gelieerde vennootschappen, relevant is en opgevraagd mag worden.

Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg)

ECLI:NL:CBB:2022:113
Wet marktordening gezondheidszorg, artikel 47 en 48. Marktanalysebesluit gericht aan een zorgaanbieder. Bij het marktanalysebesluit is aan de zorgaanbieder een transparantieverplichting en een contracteerverplichting opgelegd omdat de zorgaanbieder volgens de NZa op een aantal relevante markten over aanmerkelijke marktmacht (AMM) beschikt waardoor sprake is van (potentiële) mededingingsproblemen.

Het College komt tot het oordeel dat de zorgaanbieder over AMM beschikt. Er is geen sprake van een zodanige afnemersmacht bij de zorgverzekeraars dat de marktmacht van de zorgaanbieder daardoor wordt gecompenseerd. Er is sprake van (potentiële) mededingingsproblemen. Aangezien de opgelegde verplichtingen geschikt zijn om de door de NZa geconstateerde mededingingsproblemen (uitbuiting) op te lossen, de oplossing daarvan noodzakelijk is om zorgverzekeraars hun door de wetgever beoogde rol in het zorgstelsel waar te laten maken, gekozen is voor de lichtst mogelijke middelen en deze niet tot disproportioneel nadeel voor de zorgaanbieder leiden, voldoet het bestreden besluit aan het evenredigheidsbeginsel zoals gecodificeerd in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

ECLI:NL:CBB:2022:112
Wmg. Appellante verzoekt verweerster om op grond van artikel 48, eerste lid, onder e, van de Wmg een verplichting op te leggen aan een zorgverzekeraar om onder redelijke voorwaarden alsnog te voldoen aan het verzoek van appellante tot het sluiten van een overeenkomst. Prioriteringsbeleid verweerster. Geen aanleiding opleggen maatregel of instellen van nader onderzoek naar AMM. Het College verklaart het beroep van appellante ongegrond. Wel wijst het College verweerster op de algemene toezichtstaak.

Toezicht

ECLI:NL:RBGEL:2022:411
Uitspraak voorlopige voorziening en in beroep. Vervolg op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 augustus 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:4393). Verweerder heeft afgezien van het geven van een aanwijzing op grond van de Jeugdwet (Jw). Wel heeft hij besloten tot openbaarmaking van het inspectierapport over verzoekster. Uit de vaste jurisprudentie en de wetsgeschiedenis volgt dat het inspectierapport in principe door verweerder openbaar gemaakt kan worden, tenzij er evidente onjuistheden in dit rapport staan en/of er in het rapport of het openbaarmakingsbesluit persoonsgegevens zijn vermeld waardoor er strijd met artikel 8 EVRM zal ontstaan bij openbaarmaking daarvan. Niet gebleken is dat in het inspectierapport of het openbaarmakingsbesluit evidente onjuistheden staan of persoonsgegevens zijn vermeld waardoor strijd met artikel 8 EVRM zal ontstaan. Verzoekster heeft de mogelijkheid om in een reactie van 200 woorden eventuele doorgevoerde verbeteringen weer te geven. Beroep ongegrond, geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

ECLI:NL:RBMNE:2022:1010
Besluit tot openbaarmaking van het inspectierapport naar aanleiding van een bezoek aan de Stamcelbank. In dit inspectierapport staan meerdere tekortkomingen genoemd. In tegenstelling tot wat eiser naar voren heeft gebracht, worden de doelstellingen zoals genoemd in de Gezondheidswet met deze openbaarmaking wel gediend. In deze zaak is geen ruimte voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Het ontbreken van een individuele belangenafweging in dit soort zaken is een bewuste keuze van de wetgever geweest. Daarnaast is in deze stand van de rechtsontwikkeling nog geen definitieve beslissing genomen over toepassing van het evenredigheidsbeginsel in een casus als deze, waarbij het bestuursorgaan een gebonden bevoegdheid heeft op basis van een wet in formele zin.

Geneesmiddelenwet

ECLI:NL:RBNHO:2022:1755
Deze zaak handelt over de vraag of aan een geneesmiddelenfabrikant terecht een boete van € 100.000,- is opgelegd wegens overtreding van de plicht melding te maken van een opschorting in de handel van geneesmiddelen. De rechtbank oordeelt dat de meldplicht voldoende duidelijk in de wet staat omschreven en dat de opgelegde boete niet onevenredig hoog is.

ECLI:NL:RVS:2022:926
Voorlopige voorziening. Bij besluit van 19 mei 2020 heeft de minister voor Medische Zorg aan [verzoeker] een vergunning verleend voor het bereiden en ter hand stellen van geneesmiddelen aan patiënten van zijn huisartsenpraktijk in een nader geduid gebied. [verzoeker] is sinds juli 2015 huisarts in Rouveen. In Rouveen is geen apotheker gevestigd. Bij besluit van 6 november 2020 heeft de minister het besluit van 19 mei 2020 gehandhaafd en het bezwaar van Apotheek De Veenhorst ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat vergunningverlening voor het aangevraagde gebied in het belang is van de geneesmiddelenvoorziening, nu de minister uitsluitend de bereikbaarheid van de dichtstbijzijnde apotheek heeft betrokken bij de beoordeling van dat belang.

Privacy

ECLI:NL:RBLIM:2021:4060 en  ECLI:NL:RBLIM:2021:8105
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen op haar verzoek om inzage (op grond van artikel 7.3.10 van de Jeugdwet en/of artikel 15 van de Avg) in de afgesloten hulpverleningsdossiers van haar beide zonen. De rechtbank heeft zich (kennelijk) onbevoegd verklaard om op het beroep te beslissen. Uit de wet volgt namelijk dat verweerder in beide gevallen niet als bestuursorgaan beslist.

Beide zonen kunnen zich met een inzageverzoek tot verweerder wenden of eiseres daartoe machtigen. Als dit niet tot de gewenste inzage leidt kunnen eiseres dan wel haar zonen zich wenden tot de door de vet voor deze geschillen aangewezen burgerlijke rechter. De rechtbank heeft het verzet van eiseres ongegrond verklaard. De buiten-zittingsuitspraak blijft in stand.

Subsidies

ECLI:NL:RVS:2022:627
Bij besluit van 11 januari 2018 heeft de minister voor Medische Zorg de bij besluit van 15 augustus 2016 aan Zorgpunt verleende “Instellingssubsidie Vinex 2016” van € 151.628,00 ingetrokken en dit bedrag teruggevorderd. Het gaat om een subsidie op grond van het beleidskader ‘Eerstelijnscentra in grootschalige nieuwbouwlocaties’. Zorgpunt is een gezondheidscentrum gevestigd in de wijk Ypenburg in Den Haag. De dienstverlening van Zorgpunt bestaat onder andere uit zorg door huisartsen, diëtisten, fysiotherapeuten en verloskundigen. Zorgpunt heeft op 30 mei 2017 een aanvraag bij de minister ingediend om de verleende subsidie voor 2016 vast te stellen. Bij besluit van 11 januari 2018 heeft de minister de subsidie voor 2016 ingetrokken en het subsidiebedrag van € 151.628,00 teruggevorderd. Bij besluit van 15 augustus 2018 heeft de minister het besluit van 11 januari 2018 gehandhaafd. De minister heeft aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat niet is gebleken dat er in 2016 zorg is aangeboden.

Zorg- en huurovereenkomst

ECLI:NL:RBNNE:2022:819
Na het faillissement van Martinizorg moesten de zorgbehoevende bewoners van Oosterparkheem in Groningen op een vervangende zorglocatie worden ondergebracht. Voor 37 bewoners is de curator daarin geslaagd. Ten aanzien van vier bewoners lukte dat om uiteenlopende redenen niet. Omdat de curator na 11 maart 2022 niet in staat is verdere zorg te doen verlenen, vordert hij in dit kort geding de gedwongen ontruiming van één van die laatste bewoners.

ECLI:NL:RBMNE:2022:892
Kort geding. Huur woonruimte. Vordering tot ontruiming in verband met opzegging (woon)begeleidingsovereenkomst afgewezen. Niet vast komen te staan dat verhuurder in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot opzegging van de begeleidingsovereenkomst.

Samenwerking

ECLI:NL:RBOVE:2022:721
Een nucleair geneeskundige wordt door de vergadering van aandeelhouders ontslagen vanwege disfunctioneren. Zij ageert niet tegen het ontslag maar verzoekt om haar, naast de transitievergoeding, een aanzienlijke billijke vergoeding toe te kennen nu zij niet in staat is gesteld een verbetertraject te volgen. De rechtbank volgt haar en oordeelt het niet in staat stellen om een verbetertraject te volgen als ernstig verwijtbaar van de zijde van werkgever en kent, naast de wettelijke transitievergoeding, een billijke vergoeding toe van € 150.000,– welk bedrag aanmerkelijk lager is dan de verzochte € 836.560,–.

Overig

ECLI:NL:GHARL:2022:1138
Artikel 1065 Rv. Vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Bevoegdheid physician assistant tot plaatsen botoxinjecties. Heeft scheidsgerecht zich aan de opdracht gehouden of vonnis gebaseerd op niet door partijen aangevoerde feiten? Strijd met de openbare orde?

ECLI:NL:RBDHA:2022:2064
Kort geding. Terugvordering uitbetaalde zorgdeclaraties voor verleende forensische zorg door de Staat voorshands rechtmatig. Daarmee is verrekening van het bedrag met nog openstaande facturen in beginsel gerechtvaardigd. De verrekening is ook niet disproportioneel.

ECLI:NL:RBDHA:2022:2214
Kort geding, aanbesteding beademingsapparatuur; de inschrijving van eiseres was te laat en dat leent zich niet voor herstel, geen grond voor uitsluiting van de andere inschrijvers dan eisers en ook niet voor heraanbesteding.

ECLI:NL:RBROT:2022:1681
Verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor werk in de gezondheidzorg op grond van de Wet justitiële strafvorderlijke gegevens (Wjsg) afgewezen. Eiser, geboren in 2001, is veroordeeld voor het in strijd met de Wet wapens en munitie voorhanden hebben van een pistool met 41 kogelpatronen. Verweerder heeft kunnen concluderen dat de ernst van het strafbare feit waarvoor eiser is veroordeeld, in samenhang met het minimale tijdsverloop tussen zijn veroordeling en de VOG aanvraag als ook het feit dat hij buiten de terugkijktermijn met Justitie in aanraking is gekomen, zwaarder weegt dan de omstandigheid dat eiser probeert zijn leven weer op de rails te krijgen met een opleiding waarbij hij graag stage wil lopen. Er mag in redelijkheid van eiser worden gevergd dat hij over een langere periode laat zien dat hij zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten die in de functie van thuiszorgbegeleider een risico vormen voor de mensen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd.

vorige overzicht

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven