Jurisprudentieoverzicht (medische) aansprakelijkheid januari 2024
Samengesteld aan de hand van https://uitspraken.rechtspraak.nl:
Medische aansprakelijkheid
Manueel therapeut aansprakelijk voor schade als gevolg van behandeling middels ‘kraken’
ECLI:NL:RBNHO:2023:6383
Letselschade. Aansprakelijkheid. ‘Kraken’ van de nek door manueel therapeut. Tractie manipulatie was niet geïndiceerd volgens de geldende professionele standaard. De manueel therapeut is aansprakelijk voor de schade als gevolg van de behandeling. Verwijzing naar de schadestaat.
Dierenarts aansprakelijk voor gevolgen tekortschieten postoperatieve zorg: toepassing omkeringsregel
ECLI:NL:RBMNE:2023:7404
Tekortschieten postoperatieve zorg van dierenarts. Invloed beslissing tuchtcollege op civiele aansprakelijkheid dierenarts. Normschending. Omkeringsregel toegepast.
Patiënt moet betalingsverplichting nakomen; verbindt geen rechtsgevolgen aan beroep op wanprestatie
ECLI:NL:RBZWB:2024:67
Geneeskundige behandelingsovereenkomst. Het plaatsen van implantaten in het gebit. Gedaagde doet een beroep op wanprestatie maar verbindt hier verder geen rechtsgevolgen aan. Gedaagde moet dan ook zijn betalingsverplichtingen nakomen aangezien hij niet heeft betwist dat eiser de behandeling heeft uitgevoerd.
Huisarts aansprakelijk wegens niet doorverwijzen patiënte voor nader onderzoek naar longembolie
ECLI:NL:RBLIM:2023:6064
Deelgeschil. In deze zaak gaat het om de vraag of verweerster, die huisarts is, ten opzichte van verzoekster aansprakelijk is vanwege tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst (6:74 BW jo. 7:453 BW). Daarbij gaat het in deze zaak om de vraag of verweerster verzoekster met spoed had moeten doorverwijzen naar een specialist voor onderzoek naar mogelijke longembolieën. Verweerster heeft dat niet gedaan terwijl verzoekster wel longembolieën bleek te hebben. De kantonrechter verklaart voor recht dat verweerster aansprakelijk is voor de gevolgen van het niet doorverwijzen.
Vordering tegen tandarts afgewezen, behandelkosten geen schade als gevolg van gestelde zorgplichtschending
ECLI:NL:RBAMS:2023:8252
Een patiënt is ontevreden over de behandeling die zijn tandarts heeft uitgevoerd en vordert de behandelkosten terug. Het is niet duidelijk of de tandarts zijn zorgplicht heeft geschonden. Hoe dan ook zijn de behandelkosten geen schade als gevolg van die gestelde zorgplichtschending. De vordering lijkt meer op een ongedaanmakingsverbintenis na ontbinding, maar dat heeft de patiënt expliciet niet gevorderd. Ook het smartengeld en de buitengerechtelijke kosten worden afgewezen omdat de patiënt daarover al een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met de verzekeraar van de tandarts.
Geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen deskundigenrapport: ziekenhuis aansprakelijk voor gevolgen van delay
ECLI:NL:RBDHA:2023:13983
Deelgeschil. Partijen zijn gebonden aan de inhoud van rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige. Bezwaren tegen rapportage zijn niet voldoende steekhoudend. Ziekenhuis is aansprakelijk voor de gevolgen van delay.
Deelgeschillen
Verzekeraar van bestuurder die lachgas had gebruikt moet 70 % van schade van passagier dragen
ECLI:NL:RBDHA:2023:17559
Deelgeschil. Ernstig letsel bij passagier na verkeersongeval bij passagier. Bestuurder had lachgas gebruikt. Passagier/verzoekster spreekt WAM-verzekeraar auto aan. Op grond van onjuist dragen gordel en niet beletten gebruik lachgas door bestuurder komt rechtbank tot het oordeel dat de aan de bestuurder toe te rekenen omstandigheden voor 60 % hebben bijgedragen aan het ongeval en de aan verzoekster toe te rekenen omstandigheden voor 40 %. Met toepassing van de billijkheidscorrectie komt de rechtbank tot een andere verdeling van de schade eist en wel in die zin dat dat NN 70% van de schade van verzoekster moet dragen en dat verzoekster 30% van de schade zelf moet dragen.
Action niet aansprakelijk voor val Boeddhabeeld op hoofd van klant door toedoen andere klant, ongelukkige samenloop van omstandigheden
ECLI:NL:RBDHA:2023:21222
Deelgeschil. Proces-verbaal van mondelinge uitspraak. Klant van de Action krijgt Boeddhabeeld op hoofd door toedoen andere klant die het beeld uit het bovenste schap pakte. Voor de vraag of Action daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld is bepalend of een ander aan een groter risico is blootgesteld dan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord is. Daarbij dient te worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (HR 5 november 1965, NJ 1966/136, Kelderluik). Gelet op deze criteria is de kantonrechter van oordeel dat Action niet aansprakelijk is voor het ongeval dat verzoeker is overkomen. Ongelukkige loop omstandigheden.
Ongeval taxibus en voetganger: taxibus dient 50 % van schade te vergoeden
ECLI:NL:GHARL:2024:30
Hoger beroep na deelgeschil. Ongeval, voetganger-taxibus, artikel 185 WVW. Causale verdeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de fouten appellant en bestuurder van taxibus (hooguit) in gelijke mate aan de schade hebben bijgedragen en dat de vergoedingsplicht van de taxibus bestuurder op die basis niet meer dan de helft van de schade zou bedragen. Het hof neemt dit oordeel over. Op grond van de billijkheidscorrectie (ernst letsel) komt het hof tot een vergoedingsplicht van 50%. Het hof is het hiermee eens en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. vergoeding kosten deelgeschil kan afwijken van de verdeling van de primaire schadevergoedingsverplichting (artikel 6:101 BW) maar daarvoor is in dit geval geen aanleiding. Vergoeding kosten deelgeschil kan afwijken van de verdeling van de primaire schadevergoedingsverplichting (artikel 6:101 BW) maar daarvoor is in dit geval geen aanleiding.
Automobilist voor 90 % aansprakelijk voor schade na ongeval met bromfietser en passagier; geen toepassing billiijkheidscorrectie
ECLI:NL:RBDHA:2023:21500
Deelgeschil. Aanrijding bromfiets en auto. Gewijzigde verkeersomstandigheden. Automobilist aansprakelijk voor 90% van schade. Voor een deel eigen schuld bromfietser en passagier. Geen grond voor toepassing billijkheidscorrectie.
Bezitter pittbull aansprakelijk (artikel 6:179 BW) voor val met letsel van (minderjarig) persoon
ECLI:NL:RBDHA:2023:21220
Deelgeschil. Aansprakelijkheid bezitter hond voor het door het gedrag van het dier ontstane schade aan een (minderjarig) persoon. Matiging kosten ogv dubbele redelijkheidstoets. Art. 6:179 BW.
Verzoek over redelijkheid uurtarief leent zich niet voor behandeling in deelgeschil, verzoek afgewezen
ECLI:NL:RBDHA:2023:21218
Deelgeschil. Verzoek tot een oordeel over de redelijkheid van het uurtarief van de gemachtigde leent zich niet voor een behandeling in een deelgeschilprocedure. Begroting van de kosten op nihil.
Geen aansprakelijkheid Babypark wegens gebrekkig opstal of gevaarzetting
ECLI:NL:RBGEL:2023:7199
Deelgeschil. Val in babywinkel. Hoogteverschillen in gangpad overbrugd met metalen plaat. Geen gebrekkige opstal of gevaarzetting. Voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad moet de vraag worden beantwoord of Babypark haar algemene zorgplicht als bezitter van de winkel heeft geschonden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank met toepassing van de ‘kelderluikcriteria’ dat geen aanwijzingen bestonden dat de inrichting van het gangpad zodanig gevaarlijk was dat veiligheidsmaatregelen waren vereist die Babypark heeft nagelaten te nemen. De conclusie is dat er geen grond bestaat voor het aannemen van aansprakelijkheid van Babypark c.s., noch op de voet van artikel 6:174 jo. 6:181 BW, noch op de voet van artikel 6:162 BW. Verzoek afgewezen,
Voorlopig deskundigenbericht
ECLI:NL:RBDHA:2023:17527
Verzoek tot bevelen voorlopig neurologisch en psychiatrisch deskundigenonderzoek, naar causaal verband tussen een aanrijding en huidige klachten verzoeker. Gelet op meerdere omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat enerzijds verzoeker geen belang heeft bij het voorlopig deskundigenonderzoek en anderzijds een zwaarwichtig bezwaar zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Verzoeker moet integrale huisartsenjournaal over twee jaar voor ongeval verstrekken aan deskundigen
ECLI:NL:RBAMS:2023:7713
Voorlopig deskundigenbericht, benoeming neuroloog en neuropsycholoog. IWMD-vraagstelling. Verzoeker moet integrale huisartsenjournaal over twee jaar voor ongeval verstrekken aan deskundigen.
Hof: verzoek tot benoeming deskundige (in niet medische zaak) afgewezen vanwege vergevorderde stand van zaken in hoofdzaak, strijd met goede procesorde
ECLI:NL:GHARL:2023:10819
Het verzoek voorlopig deskundigenbericht is in strijd met de eisen van de goede procesorde, omdat de hoofdzaak zich in een vergevorderd stadium bevindt. Memorie van grieven en memorie van antwoord al genomen. Partijen kunnen daarom in beginsel geen nieuwe rechtsgronden meer aanvoeren. Over de toelaatbaarheid van het nieuwe verweer moet in de hoofdzaak worden beslist. Het hof zal in de hoofdzaak beslissen of nadere bewijslevering (al dan niet door een deskundigenbericht) nodig is. Het verzoek levert geen misbruik van procesbevoegdheid op, zodat het hof geen aanleiding ziet voor toewijzing van een volledige proceskostenveroordeling.
Verzoek tot benoeming deskundigen afgewezen wegens ontbreken belang en zwaarwichtig bezwaar tegen toewijzing van het verzoek
ECLI:NL:RBDHA:2023:17527
Verzoek tot bevelen voorlopig neurologisch en psychiatrisch deskundigenonderzoek, naar causaal verband tussen een aanrijding en huidige klachten verzoeker. Geringe impact, geen aanwijzingen neurologische klachten schade en andere mogelijke oorzaak van neurologische en psychische klachten. Geen aanwijzingen voor juridische causaliteit. Ook geen aanwijzingen voor Gelet op meerdere omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat enerzijds verzoeker geen belang heeft bij het voorlopig deskundigenonderzoek en anderzijds een zwaarwichtig bezwaar zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Werkgeversaansprakelijkheid
Werknemer slaagt er niet in aan te tonen dat ongeval plaats had tijdens werk
ECLI:NL:RBROT:2024:286
Deelgeschil (art. 1019w Rv). Verzoeker is vrachtwagenchauffeur en stelt dat op 13 januari 2020 een doos met een warmtepomp erin tegen zijn hoofd is gevallen tijdens het lossen van de vrachtwagen bij een klant. Werknemer stelt werkgever aansprakelijk voor schade door een arbeidsongeval (7:658 lid 2 BW). Werknemer slaagt er niet in aan te tonen dat het ongeval plaats heeft gehad. Kostenbegroting (art. 1019aa Rv): matiging uren. Verzoek wordt verder afgewezen.
Ongeval tijdens werk is een huis-, tuin- en keukenongeval. Rommel is een normaal risico, werkgever niet aansprakelijk
ECLI:NL:RBDHA:2023:21227
Deelgeschil. Arbeidsongeval is te wijten aan ongelukkige samenloop omstandigheden. De werkplek hield niet meer in dan een normaal risico (RI&E); wg niet gehouden tot het geven van specifieke instructies of het nemen van specifieke maatregelen. Rommel is een normaal risico aan het dagelijks leven verbonden, daar hoefde werkgever niet voor te waarschuwen. Daar komt bij dat de samenloop van omstandigheden zo onwaarschijnlijk is dat werkgever in redelijkheid niet hoefde te verwachten dat het pakken van een bureaustoel tot een ongeval zou leiden, zoals verzoeker is overkomen. Verantwoord risico. Werkgever niet aansprakelijk. Verzoek afgewezen.
Supermarkt niet aansprakelijk voor val op droogloopmat, ongelukkige samenloop van omstandigheden
ECLI:NL:RBNHO:2023:13441
Supermarkt niet aansprakelijk voor val op droogloopmat, ongelukkige samenloop van omstandigheden. Deelgeschil. Klant is in supermarkt gestruikeld over een droogloopmat en ten val gekomen. Supermarkt is niet aansprakelijk voor de (letsel)schade als gevolg van het ongeval. Kelderluikcriteria. De val is niet veroorzaakt door de mat maar door de handelwijze en het gedrag van een voorbij lopende klant die de mat met haar voet kort heeft doen omhoog krullen. Ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Schending zorgplicht bij val van trap, werkgever aansprakelijk
ECLI:NL:GHDHA:2024:4
Arbeidsongeval door val van trap in kantoorgebouw. Heeft werkgever bewezen dat sprake was van veilige situatie? Bewijswaardering. Het hof oordeelt dat de werkgever er niet in is geslaagd het bewijs te leveren dat aan zorgplicht is voldaan. Bekrachtiging vonnis rechtbank.
Werkgever op grond van artikel 7:611 BW aansprakelijk voor gevolgen verkeersongeval bezorger vanwege niet afsluiten adequate verzekering
ECLI:NL:RBDHA:2023:21256
Deelgeschil. Werkgeversaansprakelijkheid bij verkeersongevallen. Wn overkomt verkeersongeval tijdens werktijd in de uitoefening van zijn taken als bezorger (artikel 7:658 BW). Het voorgaande betekent dat werkgever aansprakelijk is voor de schade van werknemer als gevolg van het verkeersongeval, tenzij werkgever aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Werknemer heeft aangevoerd dat werkgever hieraan niet heeft voldaan omdat werknemer geen behoorlijke verzekering heeft afgesloten tegen het risico van een verkeersongeval tijdens werktijd. De werkgeversaansprakelijkheid op deze grond valt verder buiten de werkingssfeer van artikel 7:658 BW omdat de openbare weg niet als arbeidsplaats kwalificeert waardoor een werkgever geen zeggenschap heeft, maar aansprakelijkheid kan met een beroep op 7:611 BW worden bereikt. Ihkv de zorgplicht: een goed wg sluit een behoorlijke verzekering af, maar de wn moet aanvoeren (en zonodig bewijzen) dat ttv het verkeersongeval de mogelijkheid bestond voor dit risico een behoorlijke verzekering af te sluiten tegen een aanvaardbare premie. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkgever haar verplichtingen uit hoofde van goed werkgeverschap geschonden doordat zij niet de maatregelen heeft getroffen die van haar in het kader van haar zorgplicht mogen worden verlangd, namelijk het afsluiten van een adequate verzekering, zodat zij aansprakelijk is voor de schade die verzoeker lijdt en nog zal lijden als gevolg van het hem overkomen verkeersongeval op 23 oktober 2018. Artt. 7:658 en 7:611 BW. Matiging uur en tarief ogv dubbele redelijkheidstoets.
Beroep op verjaring afgewezen ondanks ontbreken expliciete stuitingshandeling tijdens langdurige correspondentie tussen partijen
ECLI:NL:GHDHA:2024:3
Arbeidsrecht, verjaring, stuiting. Werknemer is van mening dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden en stelt de werkgever aansprakelijk. Na langdurige correspondentie met de verzekeraar van de werkgever, stelt de werknemer de werkgever nogmaals aansprakelijk. Is de vordering verjaard? Naar het oordeel van het hof laat de brief van 15 januari 2019 in het licht van de eerdere correspondentie geen andere uitleg toe dan dat werknmer zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming heeft voorbehouden als bedoeld in art. 3:317 lid 1 BW.3 Een redelijke uitleg van de brief brengt mee dat Achmea moet hebben begrepen dat het BBZ FNV c.q. werknemer niet alleen ging om een coulance-uitkering van Achmea. Het gaat er immers om hoe Achmea de (binnen de verjaringstermijn verzonden) brief van 15 januari 2019 heeft begrepen en niet of Achmea al dan niet na de verjaringstermijn heeft laten weten dat zij heeft begrepen dat [verweerder] zich zijn recht op nakoming voorbehoudt. Uit de daarna gevoerde correspondentie volgt dat Achmea deze brief ook als stuitingshandeling heeft begrepen. Beroep op verjaring afgewezen.
Varia
Kinderrechter verleent vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarige jonger dan twaalf jaar
ECLI:NL:RBMNE:2024:71
Vervangende toestemming medische behandeling in het kader van de ondertoezichstelling. De kinderrechter kan vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. (artikel 1:265h BW). Verder merkt de kinderrechter op dat het verzoek weliswaar is ingediend door de GI en dat om deze reden in beginsel het strenge criterium van artikel 1:265h BW (ter voorkoming van ernstig gevaar voor de gezondheid) van toepassing is, maar in feite gaat het in dit geval om een zogenoemd gezagsgeschil tussen de ouders op grond van artikel 1:253a BW. De moeder wil namelijk wel dat het audiologisch onderzoek wordt uitgevoerd en dat [minderjarige] speltherapie krijgt, maar de vader wil hiervoor geen toestemming geven. In 253a-geschillen geldt een veel minder streng criterium voor vervangende toestemming voor een medische behandeling, namelijk het belang voor het kind. Dat is ook verklaarbaar omdat het in die gevallen gaat om een geschil tussen de ouders over gezagsuitoefening, terwijl artikel 1:265h BW het oog heeft op een geschil waarin de GI en de ouder(s) met gezag tegenover elkaar staan. Kinderrechter oordeelt dat audiologisch onderzoek en speltherapie in dit geval vallen onder een medische behandeling en dat deze medische behandelingen noodzakelijk zijn om het ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden.
Beroep op verjaring afgewezen, wet kent geen termijn voor instellen schadestaatprocedure, vordering verjaart 20 jaar na vonnis waarin is bepaald dat verzekeraar aansprakelijk is
ECLI:NL:OGEAA:2022:573
Tussenvonnis. Vordering van inkomstenderving, kosten huishoudelijke hulp en medische kosten. Het verweer van gedaagde op verjaring faalt nu de wet geen termijn geeft waarbinnen een schadestaatprocedure moet worden ingesteld en de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak door verloop van 20 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die van de uitspraak, verjaart. De onderhavige schadestaatprocedure is de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 april 2007 en daarmee een daad van tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 3:324 lid 1 BW. Op grond van dit artikel verjaart de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak door verloop van 20 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die van de uitspraak. Benoeming van een deskundige om vast te stellen wat de preciezen aard en duur van het letsel is (geweest) en of en in hoeverre [eiseres] ten gevolge van dit letsel arbeidsongeschikt was en nog is. De wet geeft geen termijn waarbinnen een schadestaatprocedure moet worden ingesteld.