Jurisprudentieoverzicht tuchtrecht mei 2023
Samengesteld aan de hand van: https://tuchtrecht.overheid.nl:
Gegronde klacht tegen huisarts wegens beëindigen behandelrelatie
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:112
Klacht tegen huisarts. Klagers zijn een echtpaar. Zij zijn van mening dat de huisarts, eigenaar van een apotheekhoudende huisartsenpraktijk, hen in 2021 onheus heeft bejegend. Het begon met een telefonisch meningsverschil tussen klaagster en de apothekersassistente (hierna: de assistente) over het verkrijgen van medicatie waar wel of niet een recept voor zou zijn. De medicatie is vervolgens op recept verstrekt aan klager die de medicatie kwam halen. In de praktijk ontstond een onprettig gesprek tussen klager en de assistente. Een paar dagen later kwam de huisarts langs bij klagers naar aanleiding van het voorval. Ook dit gesprek verliep onprettig. De huisarts beëindigde aan het einde van dat gesprek de behandelrelatie met klager. Klaagster heeft hierop zelf ook de behandelrelatie beëindigd. Klagers verwijten de huisarts onheuse bejegening en eenzijdige beëindigen van de behandelrelatie met klager. Het college is van oordeel dat de klacht gegrond is. De huisarts krijgt hiervoor een waarschuwing.
Berisping medisch adviseur voor uitgebrachte medisch advies
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:110
Klacht tegen arts. Klager heeft in 2021 zijn huisarts aansprakelijk gesteld voor het tekortschieten in zijn zorgverlening ten opzichte van klager. De huisarts zou een diagnose bij klager hebben gemist, waardoor klager uiteindelijk een spoedoperatie moest ondergaan. De aansprakelijkheid van de huisarts is door diens verzekeraar afgewezen. Deze afwijzing is conform het advies van de arts, die als medisch adviseur een rapportage heeft uitgebracht in deze zaak. Klager is het op diverse punten niet eens met de inhoud van de rapportage, de wijze van onderzoek en de conclusie in de rapportage. Het college is van oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is en legt de arts hiervoor een berisping op.
Berisping huisarts voor werkwijze met betrekking tot coronabewijzen en onzorgvuldige dossiervoering; handelen in strijd met belang volksgezondheid
ECLI:NL:TGZREIN:2023:20
Huisarts. Klacht inspectie. Coronabewijzen op basis van onjuiste of gefingeerde gegevens, onzorgvuldige dossiervoering en niet handelen in belang volksgezondheid. College: niet duidelijk of huisartsen herstelbewijzen mochten afgeven. Ongegrond. Ook zonder PCR-test coronabewijs afgegeven, op basis van anamnestische informatie of andere testen. Gegrond. Niet voldaan aan dossierplicht. Gegrond. Onnodige en onwenselijke risico’s. Geen besef handelen mogelijk schadelijk voor vertrouwen in gezondheidszorg en beroepsgroep. Maatregel: in maatschappelijk onzekere periode nog meer zorgvuldigheid en voorzichtigheid verwacht. Berisping.
Berisping tandarts wegens onzorgvuldige behandeling van patiënte met allergieën
ECLI:NL:TGZCTG:2023:78
Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft zich vanwege een vastgestelde allergie tot de tandarts gewend met het verzoek om alle metalen uit haar gebit te verwijderen en metaalvrije kronen te plaatsen. Na de behandeling kreeg klaagster klachten van mondbranden. Een adviserend tandarts van klaagsters verzekeraar heeft over de nieuwe kronen bericht dat die niet lege artis zijn vervaardigd en dat veel kronen niet op hun plek zijn gekomen. Klaagster verwijt de behandelend tandarts onder meer dat hij bij de plaatsing van de kronen en de facings geen rekening heeft gehouden met de bestaande allergieën en dat de restauratieve behandeling tekort is geschoten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart twee van de zeven klachtonderdelen gegrond en legt aan de tandarts een berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verklaart naar aanleiding van het beroep van klaagster twee ongegrond verklaarde klachtonderdelen alsnog gegrond en verwerpt het incidenteel beroep van de tandarts. De berisping blijft gehandhaafd.
Ontzegging herinschrijving psychotherapeut/GZ psycholoog wegens grensoverschrijdend gedrag, inadequate dossiervoering en niet naleven bewaartermijn
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:130
Gegronde klacht tegen een psychotherapeut/GZ psycholoog (zie A2023/5267) die zich in november 2022 in beide hoedanigheden heeft laten uitschrijven. Klaagster heeft van oktober 2021 tot en met september 2022 onder behandeling gestaan van verweerder vanwege klachten van depressie, trauma en een verbroken relatie met haar familie ten gevolg een problematische jeugd. Naast de behandeling in de woning van verweerder heeft voorts frequent contact via Whatsapp plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder, veelal buiten kantooruren en soms midden in de nacht. De behandeling heeft behalve uit het voeren van gesprekken ook tweemaal bestaan uit wat door verweerder “lichaamswerk” wordt genoemd of “lichaamsgerichte oefeningen”. Deze twee sessies vonden plaats in de slaapkamer van verweerder in het voorjaar van 2022. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet heeft gehandeld volgens de geldende professionele standaard terzake, omdat zijn behandeling onsamenhangend, dwingend, chaotisch en beschadigend was en verweerder zich jegens haar grensoverschrijdend heeft gedragen. Het college heeft geoordeeld dat verweerder klaagster niet heeft behandeld volgens de geldende professionele standaard. Verweerder heeft geen diagnostiek verricht, geen instrumenten gebruikt hiervoor, geen classificatie verricht en voorts niet gehandeld naar de GGZ-standaarden. Verweerder heeft de classificatie borderline stoornis gesteld zonder het verrichten van diagnostiek. Voorts heeft hij niet voldaan aan de eisen voor dossiervorming zoals die gelden binnen de beroepsgroep. Zowel qua vorm als qua inhoud voldoet de door verweerder als dossier overgelegde teksten geenszins aan de eisen die aan een behandeldossier moeten worden gesteld. Daar komt bij dat verweerder het originele behandeldossier heeft vernietigd, naar eigen zeggen omdat dit toch voor niemand leesbaar zou zijn. Verweerder heeft de wettelijke bewaartermijn voor dossiers met voeten getreden. Er is bij de ‘”lichaamsgerichte” oefeningen die verweerder bij/met klaagster heeft gedaan geen sprake geweest van een erkend therapeutisch kader. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het geen normale behandeling was en allemaal chaos was. Het college benadrukt dat het aan verweerder als professional/behandelaar was geweest om structuur aan te brengen in de behandeling die hij geeft en, indien zich complexe of problematische situaties zouden voordoen in de behandeling, hierover overleg te plegen met vakgenoten via het kwaliteitsinstrument van intervisie. Ten aanzien van het grensoverschrijdend gedrag oordeelt het college dat dit zich op verschillende dimensies heeft gemanifesteerd: de wijze waarop de behandeling plaatsvond, de contacten buiten de behandeling om en de locaties waarop de behandeling plaatsvond. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Het college ontzegt verweerder het recht zich weer in het register in te schrijven dan wel beveelt de doorhaling van de inschrijving van verweerder in het register, voor het geval hij op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing weer is ingeschreven in het register. In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd.
CTG: berisping voor plastisch chirurg in verband met onvoldoende bedenktijd bij cosmetische ingreep, doorhaling van RTG vervalt
ECLI:NL:TGZCTG:2023:82
Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster meldde zich met een wens voor een hals- en kaaklijncorrectie bij de kliniek waar de plastisch chirurg destijds werkzaam was. De plastisch chirurg zag klaagster voor het eerst eind september 2018. Bij dat consult was ook een consulent aanwezig die (zo nodig) vanuit het Duits voor klaagster vertaalde. De ingreep vond plaats in oktober 2018. Klaagster was niet tevreden met het resultaat van de operatie. Nadien heeft veelvuldig mailcontact plaatsgevonden over een herstelbehandeling. Deze herstelbehandeling heeft in november 2019 plaatsgevonden. Klaagster heeft 21 klachtonderdelen geformuleerd die er in de kern op neerkomen dat de informed consent voor de ingrepen en de aanloop daar naartoe ontbreekt, dat de behandelovereenkomst niet goed tot stand is gekomen, dat er geen adequaat pre-operatief gesprek is geweest en dat de ingrepen niet naar de stand van het vak zijn uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en doorhaling van de inschrijving in het BIG-register bevolen. Zowel klaagster als de plastisch chirurg zijn in beroep gekomen van deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht op een ander onderdeel gegrond, namelijk het niet in acht nemen van de verplichte bedenktijd voorafgaand aan de ingreep, en legt aan de plastisch chirurg de maatregel van berisping op. De maatregel van doorhaling komt te vervallen.
Gegronde klacht tegen huisarts vanwege missen diagnose torsio testis
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:116
Gegronde klacht tegen een huisarts. Een minderjarige bezocht de HAP in verband met buikklachten. De huisarts heeft hem naar huis gestuurd. De volgende dag bezocht de minderjarige opnieuw de HAP, waarna hij meteen werd verwezen naar de SEH. Kort daarna is zijn rechterzaadbal operatief verwijderd. De minderjarige en zijn vader verwijten de huisarts dat hij 1) niet adequaat heeft gereageerd op de anamnestische gegevens van een vergroot en gevoelig scrotum – aangevuld met de informatie van de vader en de minderjarige – en een afwijkende uitslag van het urineonderzoek en 2) dat hij niet volgens de NHG Farmacotherapeutische Richtlijn ‘Acute epididymitis’ heeft gehandeld door geen acht te slaan op de pijn en roodheid van de rechterzijde van het scrotum. De huisarts heeft de klacht niet bestreden. De huisarts heeft veel spijt van het missen van de diagnose torsio testis. Het college is van oordeel dat de huisarts verder onderzoek had moeten doen. De minderjarige had weliswaar geen last van (zichtbare) afwijkingen aan zijn scrotum of van acute pijn, maar gezien zijn overige klachten (buikpijn en een gevoelige rechtertestikel) en zijn leeftijd had de huisarts moeten overleggen met en verwijzen naar een uroloog, zoals voorgeschreven in genoemde richtlijn, in geval van twijfel over de diagnose. Door dat na te laten heeft de huisarts niet de zorg betracht die van hem mocht worden verwacht. Het college verklaart de klacht gegrond. Gelet onder meer op het feit dat de huisarts lering heeft getrokken uit deze zaak, heeft gereflecteerd op zijn handelen en spijt heeft betuigd, is het college van oordeel dat met een waarschuwing kan worden volstaan. Het college heeft voorts het verzoek van klagers van kostenveroordeling toegewezen.
Aangaan behandelovereenkomst met voorwaarden door verpleegkundig specialist GGZ niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, behandeling wel onzorgvuldig en onvolledige dossiervoering
ECLI:NL:TGZREIN:2023:19
Verpleegkundig specialist GGZ wordt het aangaan van een behandelovereenkomst met behandelvoorwaarden met en betrokkenheid bij de behandeling van een patiënte met een eetstoornis verweten. Ook wordt haar onvoldoende dossiervoering verweten. Het aangaan van de behandelovereenkomst met voorwaarden kon. De behandeling richtte zich destijds op de psychische klachten en de voorwaarden zagen op het verkrijgen van commitment voor de behandeling daarvan. De verpleegkundig specialist GGZ heeft geen opvolging gegeven aan de sterke gewichtsafname bij de patiënte en, zonder de toepasselijke protocollen of een deskundige te raadplegen, het voedingsschema van de patiënte aangepast. Er is sprake van onzorgvuldig en onvolledig dossiervoering. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.
Gegronde klacht tegen een huisarts. Een minderjarige bezocht de HAP in verband met buikklachten. De huisarts heeft hem naar huis gestuurd. De volgende dag bezocht de minderjarige opnieuw de HAP, waarna hij meteen werd verwezen naar de SEH. Kort daarna is zijn rechterzaadbal operatief verwijderd. De minderjarige en zijn vader verwijten de huisarts dat hij 1) niet adequaat heeft gereageerd op de anamnestische gegevens van een vergroot en gevoelig scrotum – aangevuld met de informatie van de vader en de minderjarige – en een afwijkende uitslag van het urineonderzoek en 2) dat hij niet volgens de NHG Farmacotherapeutische Richtlijn ‘Acute epididymitis’ heeft gehandeld door geen acht te slaan op de pijn en roodheid van de rechterzijde van het scrotum. De huisarts heeft de klacht niet bestreden. De huisarts heeft veel spijt van het missen van de diagnose torsio testis. Het college is van oordeel dat de huisarts verder onderzoek had moeten doen. De minderjarige had weliswaar geen last van (zichtbare) afwijkingen aan zijn scrotum of van acute pijn, maar gezien zijn overige klachten (buikpijn en een gevoelige rechtertestikel) en zijn leeftijd had de huisarts moeten overleggen met en verwijzen naar een uroloog, zoals voorgeschreven in genoemde richtlijn, in geval van twijfel over de diagnose. Door dat na te laten heeft de huisarts niet de zorg betracht die van hem mocht worden verwacht. Het college verklaart de klacht gegrond. Gelet onder meer op het feit dat de huisarts lering heeft getrokken uit deze zaak, heeft gereflecteerd op zijn handelen en spijt heeft betuigd, is het college van oordeel dat met een waarschuwing kan worden volstaan. Het college heeft voorts het verzoek van klagers van kostenveroordeling toegewezen.
Melding bij Veilig Thuis niet conform de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling,’ waarschuwing
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:119
Gegronde klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Verweerster heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis in verband met een mogelijk structureel onveilige situatie rondom de dochter van klagers. Volgens klagers is bij deze melding de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ niet gevolgd en heeft deze melding een onnodig grote impact op het gezin gehad. Het college is van oordeel dat stap 3 uit het afwegingskader behorende bij de meldcode, het gesprek met de cliënt, niet op juiste wijze is uitgevoerd. De stappen die na het gesprek dienen te volgen – wegen van het huiselijk geweld of kindermishandeling en beslissen – zijn feitelijk in het geheel niet uitgevoerd. De beslissing te melden was al genomen voor stap 3, gesprek met de cliënt, en nadere afwegingen hebben niet plaatsgevonden. Het Afwegingskader is niet volledig en daarom niet op juiste wijze gevolgd. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.
Gegronde klacht tegen gz-psycholoog/psychotherapeut wegens handelen na doorverwijzing
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:113
Klacht tegen gz-psycholoog/psychotherapeut gegrond. Klaagster was bij verweerster in behandeling. Omdat verweerster tijdens de behandeling concludeerde dat behandeling door een meer gespecialiseerde instelling beter zou zijn voor klaagster, is door klaagster en verweerster in gezamenlijk overleg besloten dat de behandeling zou worden beëindigd en dat verweerster klaagster zou verwijzen naar een GGZ-instelling. De klacht gaat over de (niet tijdige) verwijzing door verweerster en hoe er naderhand met het vervolgtraject is omgegaan. De klacht is gegrond. Vaststaat dat de rapportage voor verwijzing niet naar de huisarts is verzonden. Het college constateert dat de procedures in de praktijk van verweerster hieromtrent onvoldoende zorgvuldig waren. Klaagster kwam er zelf zo’n zes maanden later achter dat de rapportage niet was verzonden. Verweerster had het dossier van klaagster gesloten voordat de rapportage gereed was en heeft, in verband met de overgang naar een nieuw systeem, het dossier van klaagster niet meegenomen naar het nieuwe systeem. Verweerster heeft niet toegezien op de juiste uitvoering van het administratief afronden van de behandeling. Dit kan haar verweten worden. Daarnaast heeft verweerster zich in het vervolgtraject onvoldoende professioneel opgesteld. Het college legt een waarschuwing op.
Voorwaardelijke schorsing psychotherapeut met voorwaarde wegens gebruik van beroepstitel in privésituatie
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:121
Klacht tegen psychotherapeut gegrond. De psychotherapeut is de vader van klaagsters ex-partner en de grootvader van klaagsters kinderen. De klacht gaat over e-mailberichten die de psychotherapeut aan verschillende instanties heeft gestuurd over huiselijk geweld dat zou zijn gepleegd door klaagster, over de situatie tussen klaagster, haar ex-partner en de kinderen en over klaagsters medische toestand. De psychotherapeut stuurde deze berichten in de hoedanigheid van grootvader en psychotherapeut. Volgens klaagster heeft de psychotherapeut, terwijl sprake was van een privésituatie, zijn titel misbruikt. Naar het oordeel van het college valt het handelen van de psychotherapeut onder de tweede tuchtnorm en is klaagster ontvankelijk in haar klacht. Het college verklaart de klacht gegrond. De psychotherapeut heeft zijn titel bewust ingezet, met als beoogd gevolg dat daaraan door de instanties een grotere waarde zou worden toegekend dan wanneer hij zich uitsluitend als grootvader zou hebben gepresenteerd. De psychotherapeut had onvoldoende oog voor wat de schadelijke impact hiervan zou kunnen zijn. De psychotherapeut had zich alleen moeten presenteren als bezorgd familielid en zich moeten onthouden van medische kwalificaties die hij gewicht gaf met de herhaalde verwijzing naar zijn medische beroep, zijn opleiding en ervaring. Door anders te handelen, heeft hij de belangen van klaagster geschaad. Door de manier waarop hij de instanties met gebruikmaking van zijn beroepstitel heeft proberen te beïnvloeden, heeft de psychotherapeut daarnaast het vertrouwen in de beroepsgroep geschaad. Het handelen van de psychotherapeut is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Wat betreft de op te leggen maatregel is het college niet overtuigd geraakt dat de psychotherapeut, zoals hij ter zitting heeft aangegeven, bij een eventuele volgende melding zal afzien van het gebruik van zijn beroepstitel of verwijzing naar zijn kennis en ervaring als psychotherapeut. Gelet hierop is naar het oordeel van het college een maatregel aangewezen die gericht is op preventie, die de psychotherapeut ervan zal afhouden ten onrechte van zijn titel of hoedanigheid van psychotherapeut gebruik te maken. Aan de psychotherapeut wordt daarom een voorwaardelijke schorsing van twee maanden opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waaraan de voorwaarde wordt verbonden dat hij zich niet nogmaals schuldig maakt aan soortgelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
Klacht tegen arts over cosmetische oogoperatie voortgezet om redenen van algemeen belang
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:180
Klacht tegen een arts wordt voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend. De inspecteur wordt vanaf nu als klager aangemerkt.
Klaagschrift voldoet niet aan daaraan te stellen eisen
ECLI:NL:TGZCTG:2023:86
Klacht tegen huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard omdat het klaagschrift niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Klager heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt dat beroep.
Klacht tegen verpleegkundige (tevens physician assistant) niet-ontvankelijk, geen feitelijke werkzaamheden van verpleegkundige
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:140
Voorzittersbeslissing tegen een verpleegkundige. Zij heeft ook een BIG-registratie als physician assistant. Zij is werkzaam als seksuoloog en verricht haar werkzaamheden als seksuoloog niet in de hoedanigheid van verpleegkundige. Dit blijkt uit de feitelijke werkzaamheden. Ook heeft zij zich tegenover klager enkel als physician assistant gepresenteerd. Er zijn geen aanwijzingen dat zij als verpleegkundige is opgetreden. Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.
Klacht tegen psychiater/directeur van kliniek niet-ontvankelijk
ECLI:NL:TGZCTG:2023:80
Klacht tegen een psychiater. De psychiater is directeur van de kliniek waar klager verblijft vanwege een tbs-maatregel. Tussen klager en de psychiater bestaat geen behandelrelatie. Klager verwijt de psychiater dat er geen zorg voor hem is en dat hij zich niet gerespecteerd voelt. Klager voelt zich slecht behandeld en hij acht de psychiater als directeur eindverantwoordelijk voor alles wat er in de kliniek gebeurt. Het Regionaal Tuchtcollege acht klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
Klacht wijkverpleegkundige tegen huisarts wegens doen van melding bij IGJ niet-ontvankelijk; geen belang dat de individuele gezondheidszorg raakt
ECLI:NL:TGZCTG:2023:93
Klacht tegen huisarts. Verweerder, huisarts, heeft een melding gedaan bij de IGJ over het beroepsmatig handelen van klaagster, wijkverpleegkundige. Klaagster verwijt verweerder in deze tuchtzaak dat hij haar privacy en goede naam heeft geschonden door die melding te doen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.