Kent het tuchtrecht fatale termijnen?
Centraal Tuchtcollege Den Haag, 2 december 2024
Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) heeft een klacht van een patiënte tegen haar psychiater als ongegrond afgewezen. De patiënte stelt beroep in bij het Centraal Tuchtcollege (CTG). Het door de patiënte verschuldigde griffierecht van € 50,- wordt door haar 13 dagen te laat betaald. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege (CTG) doet uitspraak en verklaart de patiënte in het beroep niet-ontvankelijk. De patiënte gaat vervolgens tegen deze beslissing in verzet. Na een mondelinge behandeling bij het voltallige CTG wordt het verzet van de patiënte ongegrond verklaard.
De hamvraag in deze zaak was, of er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding van de patiënte. Zou dat het geval zijn dan heeft de te late betaling van het griffierecht geen consequenties, is het beroep ontvankelijk en kan dat inhoudelijk worden behandeld.
In dit verband werden er door de patiënte drie redenen voor de te late betaling aangevoerd: de vervaldatum viel in de vakantieperiode, er was meer tijd nodig om na te denken of er beroep zou worden ingesteld en haar relatie kwam in deze periode tot een einde.
Geen van deze redenen vindt in de ogen van het CTG genade. De argumenten zijn onvoldoende zwaarwegend om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De omstandigheden zijn ook niet nader onderbouwd of anderszins inzichtelijk gemaakt. Niet gebleken is dat van de patiënte niet kon worden verwacht dat zij binnen de geldende termijn het griffierecht zou betalen. Tenslotte heeft de patiënte ook geen contact met het CTG opgenomen om uit te leggen waarom zij niet in staat was het griffierecht te betalen of om uitstel van betaling te vragen. Dat 13 dagen na de vervaltermijn alsnog het griffierecht is betaald leidt het CTG niet tot een ander oordeel.
Het tuchtrecht kent niet veel fatale termijnen, maar deze zaak laat er pijnlijk één zien. Zowel in eerste aanleg bij het RTG als in beroep bij het CTG dient degene die klaagt dan wel beroep instelt griffierecht van € 50,- te betalen. In eerste aanleg is dit meestal de patiënt/nabestaande, maar in beroep kan dit zowel de patiënt/nabestaande als de zorgverlener zijn. Als de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard krijgt de klager het betaalde griffierecht terug. Voor het betalen van het griffierecht wordt volgens het Reglement van Orde van het CTG een termijn van vier weken gegeven, waarna bij uitblijven van betaling nog een laatste herinnering volgt om binnen twee weken te betalen. Als het griffierecht ook dan niet is ontvangen, wordt degene die beroep instelt niet-ontvankelijk verklaard. Dit zou slechts anders kunnen zijn wanneer er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Deze uitspraak laat echter zien, dat hiervan niet snel sprake zal zijn. Het bewaken van deze termijn is dan ook erg belangrijk. Het is dus verstandig om op tijd te weten hoe laat het is.