Home Mag een arts bij medisch zinloos handelen de behandeling staken?

Oswald Nunes

Civiel recht
/

Mag een arts bij medisch zinloos handelen de behandeling staken?

Een patiënt wordt met een COVID-pneumonie en een doorgemaakt herseninfarct op humanitaire gronden opgenomen in een academisch ziekenhuis. Voor de patiënt zijn beleidsbeperkingen afgesproken. De familie wordt geïnformeerd over de zeer matige prognose. Gaande de opname komt de behandelend arts tot de slotsom dat er geen behandelopties meer zijn. In gesprekken met de familie wordt aangegeven dat sprake is van medisch zinloos handelen en dat de behandeling met Optiflow (behandeling met zuurstof via een tracheotomie met een puf) gestaakt gaat worden. Via een advocaat vraagt de familie om een second-opinion. Twee buitenlandse ziekenhuizen zijn niet bereid de patiënt over te nemen. Het ziekenhuis biedt nog aan medewerking te verlenen aan overplaatsing wanneer een ander ziekenhuis daartoe bereid wordt gevonden en ook mee te willen werken aan een second-opinion. De familie maakt hiervan geen gebruik, spant een kort geding aan en vordert voortzetting van de behandeling.

De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 7:453 BW bepaalt dat iedere arts verplicht is te handelen als een goed hulpverlener. Een medische behandeling moet altijd gerechtvaardigd kunnen worden. Die rechtvaardiging moet liggen in een bepaald belang voor de patiënt. Als een behandeling niet of niet meer in het belang van de patiënt is, is sprake van medisch zinloos handelen. Medisch zinloos handelen, is niet toegestaan volgens de richtlijnen waarnaar artsen moeten handelen maar ook op grond van de eed die zij hebben afgelegd. Een arts kan niet worden verplicht tot (het voorzetten van) medische behandelingen die geen medisch zinvol doel meer dienen en die geen mogelijkheid tot herstel (meer) bieden. Het oordeel of daarvan sprake is, is voorbehouden aan de arts. Een rechter kan dat oordeel slechts marginaal toetsen. Dat betekent dat de rechter alleen maar kan beoordelen of de arts het besluit in redelijkheid heeft kunnen nemen.
Getoetst aan dit criterium is de hoop bij de familie op herstel begrijpelijk. Voor een af te dwingen voortzetting van de behandeling is echter (veel) meer nodig als een concrete althans redelijke verwachting van (enig) herstel die het ziekenhuis zou negeren. Die situatie doet zich hier niet voor. Verder is de familie voldoende tijd geboden om een second-opinion in te winnen en in dat opzicht heeft het ziekenhuis gehandeld als een goed hulpverlener. De situatie van de patiënt is inmiddels verslechterd. De behandeld arts vindt het medisch onverantwoord om patiënt nog te verplaatsen en ziet al 2 weken geen enkele kans op herstel. Dit draagt bij aan zijn oordeel dat sprake is van medisch zinloos lijden. De familie heeft hier geen steekhoudende argumenten tegenover gesteld.

De uitkomst van het kort geding is, dat de vordering tot voortzetting van de behandeling wordt afgewezen nu enig uitzicht op herstel, voor kortere of langere duur, niet aannemelijk is. Voorzetting van de behandeling is medisch zinloos en in strijd met de door de behandelend arts afgelegde eed. Het is dan ook niet onrechtmatig om de behandeling stop te zetten. De vordering van de familie wordt afgewezen met hun veroordeling in de proceskosten.

Dit betreft een kwestie die in de praktijk met enige regelmaat voorkomt. Het roept zowel bij behandelend artsen als bij (familieleden van) patiënten de vraag op wat de verplichtingen van een arts en de rechten van een patiënt in dergelijke situaties zijn. In de literatuur wordt aangenomen dat het beëindigen van medisch zinloos handelen een normale medische handeling is, die volgens de eisen van de medisch-professionele standaard wordt beoordeeld. Het beëindigen van medisch zinloos handelen kan de dood tot gevolg hebben. In dat geval overlijdt de patiënt aan de gevolgen van zijn aandoening en niet door een actieve, levensbeëindigende handeling van een arts. Ook geneeskunde heeft haar grens. Bij het bereiken van die grens wordt medisch handelen zinloos. Het antwoord op de vraag of medisch handelen zinloos is, is een medisch en niet een juridisch oordeel. Een patiënt of diens familie kan niet afdwingen dat medisch zinloos handelen wordt voortgezet. Een goed onderbouwd medisch oordeel, goede communicatie met de patiënt en diens familie, goede verslaglegging, het desgewenst inwinnen van een second-opinion, aandacht voor culturele verschillen en gevoel voor familierechtelijke verhoudingen zijn in dit soort complexe en gevoelige kwesties onontbeerlijk. Wijsheid achteraf leert dat alle dingen twee kanten hebben.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven