Home Operatie (niet) geslaagd, patiënt (on-) tevreden?

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Operatie (niet) geslaagd, patiënt (on-) tevreden?

Regionaal Tuchtcollege Zwolle 22 augustus ECLI:NL:TGZRZWO:2023:153

Vanwege artrotische klachten in de linkerknie bij een O-been stand wordt door de orthopedisch chirurg in deze tuchtzaak bij de klager een standscorrectie van het been uitgevoerd. Daarbij worden een plaat en schroeven geplaatst. Later blijkt dat één van de schroeven is uitgebroken. Er volgt een hersteloperatie, gevolgd door diverse ingrepen vanwege een open wond en een wondinfectie. Uiteindelijk blijkt het been krommer te zijn. Na een kijkoperatie waarbij wordt geconstateerd dat er nog steeds bacteriën in de knie zitten wordt de klager een nieuwe operatie afgeraden.

Bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) stelt de klager dat de orthopedisch chirurg hem niet (voldoende) heeft gewezen op de risico’s die aan de operatie verbonden waren. Als dat wel was gebeurd, had de klager er weloverwogen voor kunnen kiezen de operatie wel of niet te laten doen.

De orthopedisch chirurg erkent dat hij het risico op het uitbreken van de schroef niet met de klager heeft besproken. Volgens de chirurg bestond hiertoe ook geen aanleiding, omdat het hier gaat om een in de praktijk weinig voorkomende complicatie van de operatie, met een kans kleiner dan 1%. Het RTG volgt de orthopedisch chirurg in zijn verweer. De informatieplicht van de arts wat betreft de risico’s van een medische verrichting en de mogelijk daaraan verbonden complicaties ziet op de normale, voorzienbare risico’s en strekt niet zo ver dat ook alle mogelijke en zeer zeldzame gevolgen dienen te worden meegedeeld. Daarbij zijn de specifieke omstandigheden van het geval, de aard van het risico en de kans dat het risico zich verwezenlijkt, bepalend voor de vraag op welke risico’s c.q. complicaties de arts een patiënt moet wijzen. Uit de stukken volgt dat de bij klager opgetreden tibiaplateaufractuur zeer sporadisch voorkomt (incidentie kleiner dan 1%). Daarnaast is het herstel gecompliceerd verlopen als gevolg van een ernstige infectie na de tweede operatie, op welke complicatie klager van tevoren door de orthopedisch chirurg is gewezen. De klacht wordt als kennelijk ongegrond – dat wil zeggen buiten zitting – door het RTG afgewezen.

Uit artikel 7:448 Burgerlijk Wetboek (ook wel de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst genoemd) volgt dat de hulpverlener de patiënt op duidelijke wijze inlicht, op een wijze die past bij zijn bevattingsvermogen. Hierbij laat de hulpverlener zich leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van de te verwachten gevolgen en risico’s voor de gezondheid bij de voorgenomen behandeling en bij niet-behandeling. Verder stelt de hulpverlener zich tijdens het overleg op de hoogte van de situatie en behoeften van de patiënt, nodigt de patiënt uit om vragen te stellen en verstrekt desgevraagd schriftelijk of elektronische informatie. Deze informatieverplichting wordt aangeduid met de fraaie Engelse term shared decision making (maar waarom niet gewoon: ‘samen beslissen’?) Van eenrichtingsverkeer wat betreft informatievoorziening van de hulpverlener aan de patiënt is tegenwoordig geen sprake meer; er wordt van de hulpverlener verwacht dat deze in gezamenlijk overleg met de patiënt tot een weloverwogen keuze voor een bepaald beleid komt. Samen beslissen leidt tot meer tevredenheid en therapietrouw en tot minder twijfel en spijt. Op de website www.begineengoedgesprek.nl is over dit onderwerp meer informatie te vinden. Met elkaar praten is altijd beter dan tegen elkaar zwijgen.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven