Overgangsperiode Wtza loopt eind 2023 af
De Wtza is op 1 januari 2022 in werking getreden, tezamen met het bijbehorende Uitvoeringsbesluit Wtza, de Uitvoeringsregeling Wtza en de Aanpassingswet Wtza.
De Wtza ziet kort gezegd op de volgende onderwerpen:
- Meldplicht
- Toelatingsvergunning
- Bestuursstructuur
- Openbaarmaking jaarverantwoording
In onze Q&A is aan de hand van 40 vragen en antwoorden een toelichting gegeven op deze onderwerpen.
Voor bestaande zorgaanbieders die op grond van de Wtza dienen te beschikken over een toelatingsvergunning is in de Wtza een overgangsperiode opgenomen. Deze overgangsregeling geldt voor bestaande zorgaanbieders die op grond van de WTZi van rechtswege waren toegelaten of onder de WTZi niet over een toelating hoefden te beschikken, maar nu gelet op de Wtza wel dienen te beschikken over een Wtza toelatingsvergunning. Deze overgangsperiode geldt tot en met 31 december 2023.
Welke zorgaanbieders dienen over een Wtza-vergunning te beschikken?
De vergunningsplicht geldt voor:
- instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen; en
- instellingen met meer dan tien zorgverleners zorg of een andere dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet verleent of doet verlenen.
De vergunningplicht geldt niet voor onderaannemers, tenzij de hoofdaannemer een zogenaamde ‘lege huls’ is. Daarvan is sprake als een instelling geen enkele zorg verleent en alle zorgverlening heeft uitbesteed. Bij de hoofdaannemer is dan uitsluitend sprake van het doen verlenen van zorg door een of meer onderaannemers. In het geval van een ‘lege huls’ moeten zowel de hoofdaannemer als de onderaannemer(s) over een toelatingsvergunning beschikken als zij medisch specialistische zorg (doen) verlenen of Zvw/Wlz-zorg met meer dan tien zorgverleners.
Op grond van het Uitvoeringsbesluit Wtza geldt de vergunningplicht niet voor abortusklinieken, de militair geneeskundige dienst; regionale Ambulancevoorzieningen; justitiële inrichtingen en instellingen; en zorgaanbieders die uitsluitend hulpmiddelenzorg leveren, ondersteunende werkzaamheden verrichten zoals vervoer, schoonmaak en het leveren van bepaalde roerende voorzieningen of mobiliteitshulpmiddelen. Daarnaast is de vergunningplicht niet van toepassing op aanbieders die uitsluitend handelingen verrichten op grond van de Wmo 2015 of de Jeugdwet.
Pauzeknop openbare jaarverantwoording
Met de AWtza zijn artikel 40a en 40b toegevoegd aan de Wmg. Op grond van deze bepalingen dient een grotere groep zorgaanbieders jaarverantwoording af te leggen. Vooral eerstelijnszorgaanbieders hebben zich verzet tegen de jaarverantwoordingsplicht.
Naar aanleiding van dit verzet heeft minister Helder in een kamerbrief van 28 september 2023 bevestigd dat voor de openbare jaarverantwoording over 2022 en 2023 er een pauze geldt voor zorgaanbieders die al voor 2022 zijn opgericht en voorheen geen jaarverantwoording hoefden af te leggen. Hieronder vallen bestaande praktijken van huisartsen en fysiotherapeuten, msb’s, maar ook zorginstellingen die uitsluitend als onderaannemer werkzaam zijn of uitsluitend PGB-gefinancierd zijn. Nieuwe zorgaanbieders die na 1 januari 2022 zijn opgericht of van organisatiestructuur zijn gewijzigd vallen hier niet onder.
Deze pauze van de openbare jaarverantwoording zal nog in een AMvB worden vastgelegd. Uit de toelichting van minister Helder volgt dat het streven is dat deze AMvB medio 2024 wordt gepubliceerd en in werking treedt. Het CIBG heeft aangegeven dat zorgaanbieders die in aanmerking komen voor de pauze van de openbare jaarverantwoording in de praktijk wel al mogen uitgaan van de voorgenomen pauze.
Onafhankelijk intern toezicht
Een instelling die over een Wtza-vergunning dient te beschikken moet op grond van de Wtza een onafhankelijke interne toezichthouder aanstellen, tenzij de instelling van deze verplichting is uitgezonderd. Zie over de uitzonderingen onze Q&A.
Voor instellingen die wel dienen te voldoen aan de vereisten voor onafhankelijk intern toezicht geldt dat het CIGB bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag ook aan deze vereisten toetst. Dit betekent dat zorgaanbieders bij een vergunningaanvraag aannemelijk moeten maken dat ze voldoen, of dat ze gaan voldoen aan de voor hen geldende verplichtingen. Dit geldt ook voor de instellingen die vallen onder de overgangsregeling.
In de kamerbrief van 28 september 2023 heeft minister Helder gereageerd op de signalen dat deze eis als niet proportioneel wordt ervaren gezien de verhouding tot het aantal zorgverleners. Zij heeft aangegeven dat zij wilt bezien of het niet beter is de grens hoger te leggen. Onduidelijk blijft vooralsnog waar de grens dan precies zal komen te liggen. Zie hierover ook het nieuwsbericht van het CIBG:
Minister Helder heeft aangegeven dat er een verkenning komt naar de inrichting en invulling van het intern toezicht. Mogelijk heeft u in afwachting daarvan het intern toezicht nog niet ingericht. Voldoet u om deze reden nu nog niet aan de eisen van het intern toezicht, maar bent u hier wel mee bezig? Wacht dan niet met uw vergunningaanvraag, maar dien deze zo snel mogelijk in. Waar nodig neemt het CIBG contact met u op en krijgt u de tijd om alsnog aan de eisen te voldoen. Het is namelijk belangrijk dat u uiterlijk 31 december 2023 een vergunningaanvraag indient.
Kortom, ook indien er nog niet wordt voldaan aan de vereisten rondom onafhankelijk intern toezicht moet in ieder geval uiterlijk 31 december 2023 de aanvraag voor de toelatingsvergunning zijn ingediend.