Home Persoonsverwisseling bij de tuchtrechter

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Persoonsverwisseling bij de tuchtrechter

Regionaal Tuchtcollege Amsterdam, 25 februari 2025

ECLI:NL:TGZRAMS:2025:41

Onlangs is er op social media enige ophef ontstaan naar aanleiding van een post van een arts die een klacht via het tuchtcollege had ontvangen en die naar zijn zeggen ten tijde van de behandeling waarover werd geklaagd op vakantie in het buitenland was. De vraag die online werd opgeworpen was, of dit niet een treffend voorbeeld is van het gegeven dat het tuchtrecht niet functioneert. Het ligt echter, zoals zo vaak, genuanceerder dan de reacties op internet doen vermoeden.

In deze (andere) zaak werd een klacht ingediend tegen een specialist ouderengeneeskunde (SO) over onvoldoende zorg aan een inmiddels overleden patiënte. De SO had bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) een verweerschrift ingediend en uitgelegd dat zij niet de behandelend arts van de patiënte was en niet betrokken was bij de zorg of de medicatie. Zij was zelfs niet werkzaam op de afdeling waar de patiënte verbleef, aldus de SO. In vervolg op het verweer vond bij het RTG een zogeheten mondeling vooronderzoek (mvo) plaats. Het mvo werd geleid door de secretaris-jurist van het RTG. Partijen konden daarbij hun standpunt toelichten, vragen beantwoorden en de mogelijkheid van een oplossing bespreken. Tijdens het mvo bleek dat er inderdaad sprake was van een persoonsverwisseling. De klager bevestigt nadien per brief aan het RTG de persoonsverwisseling en bood daarvoor zijn verontschuldigingen aan de SO aan. De klacht werd echter niet ingetrokken. Dit betekende dat het RTG de klacht inhoudelijk moest gaan beoordelen. Het oordeel van het RTG is kort en krachtig: de klacht is in alle onderdelen ongegrond.

Deze uitspraak laat zien, dat de tuchtrechter gehouden is om (na betaling van € 50,- griffierecht door de klager) een klacht in behandeling te nemen. Als er, zoals in dit geval, sprake blijkt van een persoonsverwisseling en evident is dat de klacht tegen een verkeerde zorgverlener is ingediend zal dat leiden tot een kennelijke ongegrond verklaring van de klacht. Het RTG moest dat echter eerst via het toepassen van hoor en wederhoor zelf onderzoeken. In zoverre heeft de tuchtrechter haar wettelijke taak juist vervuld. In deze zaak is de klacht door het RTG na het mvo in raadkamer afgedaan, dat wil zeggen door een college dat is samengesteld uit een jurist-voorzitter en twee leden-beroepsgenoten. De voorzitter van het RTG had er ook voor kunnen kiezen om met toepassing van art. 67a Wet BIG de zaak met een voorzittersbeslissing (dus zonder bijstand van leden-beroepsgenoten) af te doen. Dat laatste was misschien efficiënter geweest en had wellicht geleid tot een nog snellere afdoening met minder belasting van het tuchtcollege. Efficiëntie is het beter doen van wat er gedaan wordt.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven