
Petje op, petje af bij de tuchtrechter
Regionaal Tuchtcollege ‘s Hertogenbosch, 25 september 2024
In deze tuchtzaak heeft de tuchtrechter bevestigd dat klachten tegen BIG-geregistreerde zorgverleners die (klachten over) het handelen van andere zorgverleners beoordelen niet onder de werking van het wettelijk tuchtrecht vallen.
Wat speelde er?
De klager in deze tuchtzaak had eerst een klacht ingediend over een behandeling die onder supervisie van een oogarts was verricht door een in het buitenland opgeleide oogarts. In het tuchtcollege dat die klacht had beoordeeld had (naast twee juristen en twee andere leden-beroepsgenoten) een lid-beroepsgenoot zitting.
De klacht in deze tuchtzaak houdt in, dat de arts als lid-beroepsgenoot van het tuchtcollege mede verantwoordelijk is voor de beslissing op de klacht van de klager, terwijl die beslissing niet de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeldt waarop deze berust. Voorts zou het lid-beroepsgenoot zich niet toetsbaar hebben opgesteld.
De voorzitter van het tuchtcollege stelt vast dat het handelen van de beklaagde lid-beroepsgenoot van het tuchtcollege niet valt onder de a-norm of de b-norm van art. 47 wet BIG:
- er is geen sprake geweest van een behandelrelatie met de klager en evenmin heeft het lid-beroepsgenoot de gezondheidstoestand van de klager beoordeeld,
- het is uitgangspunt dat het door BIG-geregistreerde zorgverleners beoordelen van (klachten over) het handelen van andere zorgverleners in de hoedanigheid van – onder meer – klachtenbehandelaar, arbiter, lid van een klachtencommissie of van een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie niet kan worden gezien als handelen in de hoedanigheid van arts, heeft onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg en valt daardoor niet onder de werking van het wettelijk tuchtrecht.
Nu de klacht niet valt te scharen onder de werking van het wettelijk tuchtrecht is de klager in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk en behoeft het tweede klachtonderdeel over het zich al dan niet toetsbaar opstellen geen behandeling.
Uit deze uitspraak volgt, dat het van belang is om in het onverhoopte geval van een klacht na te gaan of het handelen waarover wordt geklaagd onder werking van het wettelijk tuchtrecht valt. Hierbij is de hoedanigheid van degene over wie wordt geklaagd ook van belang. In deze uitspraak worden – nota bene: onder meer – de klachtenbehandelaar, arbiter, lid van een klachtencommissie of van een RTE van toetsing door de tuchtrechter uitgesloten. In een eerdere uitspraak had het Centraal Tuchtcollege al beslist dat een Inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd ook niet onder het wettelijk tuchtrecht valt. De rechterlijke controle op de wijze waarop de Inspectie als bestuursorgaan haar wettelijke taken uitvoert is volgens het Centraal Tuchtcollege op grond van de Algemene wet bestuursrecht opgedragen aan de bestuursrechter (zie: CTG 9 april 2015 ECLI:NL:TGZCTG:2015:126). De pet van de beklaagde kan beslissend zijn voor de ontvankelijkheid van een klacht. Wie volgen er nog?