Home Studiekostenbeding en subsidie

KBS

Studiekostenbeding en subsidie

Inleiding

Tussen werkgever en werknemer kan bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst een studiekostenbeding worden overeengekomen, waarbij de werknemer de studiekosten moet terugbetalen wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt verlengd binnen een bepaalde periode na het eindigen van de opleiding. De werkgever en de werknemer hebben contractsvrijheid bij het overeenkomen van het studiekostenbeding, aangezien hierover geen specifieke wettelijke bepalingen zijn vastgelegd. Wel is er een algemene wettelijke bepaling en zijn er regels ontwikkeld in de rechtspraak rondom goed werkgeverschap en dient rekening te worden gehouden met de redelijkheid en billijkheid.

Een geldig studiekostenbeding dient onder andere aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  1. het studiekosten beding dient schriftelijk te worden vastgelegd;
  2. de werkgever moet de terugbetalingsregeling helder aan de werknemer uiteenzetten;
  3. de terugbetalingsverplichting moet beperkt zijn tot een zekere periode;
  4. op de terugbetalingsverplichting dient een zogenoemde glijdende schaal te zijn toegepast, waarbij na afronding van de opleiding de terugbetalingsverplichting vermindert naarmate de arbeidsovereenkomst langer voortduurt; en
  5. de redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat de werkgever zich onder bepaalde omstandigheden niet kan beroepen op het studiekostenbeding.

Wanneer het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft, wordt van de werkgever in het kader van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) verlangd dat deze de werknemer expliciet wijst op de nadelige effecten van het studiekostenbeding. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn de nadelige effecten van een studiekostenbeding immers groter dan bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

De rechtbank Gelderland  heeft zich op 30 september 2020 uitgesproken over een geschil tussen een werkgever en een werknemer over de vraag of een studiekostenbeding onverkort zou moeten gelden tussen partijen.

Feiten

In deze zaak was in 2017 tussen werkgever en werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd. In aanvulling op de arbeidsovereenkomst was onder meer het huisreglement van de werkgever van toepassing verklaard, waarin een studiekostenbeding is opgenomen. In dit beding is geregeld dat de werknemer eventueel gemaakte studiekosten dient terug te betalen, wanneer de arbeidsovereenkomst binnen vier jaar na aanvang van de opleiding wordt beëindigd. De terugbetalingsverplichting vermindert naar evenredigheid met het voortduren van de arbeidsovereenkomst na afronding van de opleiding (de glijdende schaal) en na vier jaar na afronding van de opleiding vervalt de terugbetalingsverplichting volledig.

De werkgever stelde voor dat de werknemer een opleiding/cursus volgde en wees hem daarbij op de inhoud van het studiekostenbeding. De werkgever zou voor de opleidingskosten ook een subsidie aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland/RVO. De werknemer startte de opleiding nog voordat zijn dienstverband startte en studeerde in augustus 2018 af. In november 2018 sluiten werkgever en werknemer opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd af, waarbij wederom werd verwezen naar onder meer het huisreglement waarin het studiekostenbeding was opgenomen.

De werknemer heeft uiteindelijk per 1 juli 2019 de arbeidsovereenkomst opgezegd. De werkgever deed een beroep op het studiekostenbeding en vorderde terugbetaling van 100% van de studiekosten. De werknemer gaf aan dat volgens de  desbetreffende cao  gesubsidieerde kosten niet alsnog bij de werknemer mogen worden geclaimd. Hierop reageerde de werkgever met de mededeling dat de subsidieaanvraag was afgewezen, omdat de studie reeds begonnen was ten tijde van de aanvraag.

Partijen verschilden in deze zaak van mening of het studiekostenbeding, nu terugbetaling is gevorderd, onverkort zou moeten gelden tussen partijen.

De beoordeling

Kort samengevat oordeelde de rechter hierover als volgt.

Het studiekostenbeding voldeed aan de geldende voorwaarden, zoals de toepassing van een glijdende schaal op de terugbetalingsverplichting en het helder uiteenzetten ervan door de werkgever aan de werknemer. De vraag was echter of de werkgever in het kader van goed werkgeverschap en/of op grond van de redelijkheid en billijkheid in dit specifieke geval een beroep kon doen op het studiekostenbeding en 100% van de studiekosten kon vorderen van de werknemer. De werkgever diende namelijk de subsidie binnen zes maanden na aanvang van de opleiding aan te vragen, maar was hier te laat mee. Hiervan was werknemer niet tijdig op de hoogte gebracht, waardoor werknemer niet alle informatie had om een goed overwogen beslissing te maken om al dan niet zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen binnen vier jaar na afronding van de opleiding. Om als werkgever desondanks 100% van de studiekosten in rekening brengen aan de werknemer, getuigt niet van goed werkgeverschap, aldus de rechter. Anderzijds overweegt de rechter dat de werknemer reeds een derde van de opleiding had gevolgd voordat hij in dienst trad. De rechter wijst derhalve 50% van de studiekosten toe aan de werkgever.

Over het studiekostenbeding in een contract voor bepaalde tijd kunt u meer lezen in een eerdere blog.

Heeft u vragen over een studiekostenbeding of wilt u deze afspreken? Neem dan contact op met Debby Kolk, Suzanne Steegmans of Zorana Koria.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven